
Het buiten gebruik stellen van de laatste gaslantaarn in Apeldoorn. Beekstraat 23-10-1965
In oktober 1965 kwam er in Apeldoorn een bijzonder hoofdstuk ten einde. De laatste gaslantaarn, die jarenlang haar zachte licht over de straatstenen had verspreid, werd voorgoed gedoofd. Daarmee sloot de gemeente zich aan bij een landelijke ontwikkeling die het hele straatbeeld van Nederland ingrijpend veranderde.
Tot dat moment waren gaslantaarns het vertrouwde beeld in de avonduren. Iedere avond ontstaken lantaarnopstekers de vlammen één voor één. De verlichting was warm, sfeervol en paste bij de rustige uitstraling van het dorp. Vooral in smalle straatjes en op pleinen gaven de gaslampen een bijna romantische glans aan het donker.
De ontdekking van grote aardgasvelden in Slochteren in 1959 veranderde echter alles. Nederland begon in rap tempo over te stappen op aardgas als belangrijkste energiebron. Huishoudens kregen moderne gaskachels en fornuizen, bedrijven schakelden over op nieuwe installaties, en ook de gemeenten moesten keuzes maken over de openbare verlichting.
Voor Apeldoorn betekende dit dat het gemeentebestuur voor een dilemma stond. Er waren twee opties: de oude gaslantaarns aanpassen zodat ze op aardgas konden branden of kiezen voor elektrische straatverlichting. De elektrische variant had duidelijke voordelen. Ze was goedkoper in onderhoud, gemakkelijker te bedienen en veel krachtiger qua lichtopbrengst. Elektrische lampen maakten de straten niet alleen lichter, maar ook veiliger, omdat donkere hoeken en stegen verdwenen.
Na veel beraad besloot het gemeentebestuur definitief afscheid te nemen van de gasverlichting. In oktober 1965 werd het symbolische moment gepland. Wethouder Van der Tak kreeg de eer om de laatste gaslantaarn in Apeldoorn te doven. Daarna drukte hij op de schakelaar waarmee de nieuwe elektrische lampen aansprongen.