
Jan Hendrik van Kinsbergen
Jan Hendrik van Kinsbergen, ook wel bekend als de Graaf van Doggersbank, werd geboren op 1 mei 1735 in Doesburg, Nederland, en overleed op 24 mei 1819 in Apeldoorn. Hij was een Nederlandse zeeofficier, auteur en filantroop, die beroemd werd door zijn indrukwekkende carrière bij zowel de Nederlandse als de Russische marine.
Jan Hendrik werd geboren in een militair gezin. Zijn vader, Johann Heinrich Kinsbergen, was een onderofficier van Duitse afkomst die eerder in Oostenrijkse dienst had gediend voordat hij zich bij het Staatse leger aansloot. In 1741 verhuisde het gezin naar Elburg, waar Jan Hendrik zijn eerste onderwijs kreeg, onder andere in talen en geschiedenis. Al op jonge leeftijd raakte hij betrokken bij militaire activiteiten; op slechts negenjarige leeftijd nam hij deel aan de Oostenrijkse Successieoorlog, waar hij zijn eerste ervaring opdeed in de verdediging van steden zoals Luik en Namen.
Van Kinsbergen ontwikkelde al vroeg een fascinatie voor de zeevaart, geïnspireerd door de biografie van Michiel de Ruyter. Na zijn basisopleiding volgde hij een ingenieursopleiding aan het Instituut voor de Zeevaart in Groningen en leerde hij praktische navigatievaardigheden van een stuurman. In 1756 trad hij in dienst bij de Admiraliteit van Amsterdam als adelborst, en al snel klom hij op tot luitenant-ter-zee.

In 1771 maakte Van Kinsbergen de opmerkelijke stap om in dienst te treden bij de Russische marine, tijdens de Russisch-Turkse Oorlog. In Rusland verwierf hij snel faam door zijn moedige en strategische optreden tegen de Ottomanen. Hij leidde met succes diverse marineoperaties in de Zwarte Zee, waaronder het verslaan van Turkse vloten bij Sinopel en Soedzjoek-Kale. Zijn overwinningen brachten hem aanzienlijke eer en erkenning, waaronder de prestigieuze Orde van Sint George. De Russische tsarina, Catharina de Grote, wilde hem graag in haar dienst houden, maar Van Kinsbergen besloot uiteindelijk terug te keren naar Nederland.
Na zijn terugkeer in Nederland in 1775 werd Van Kinsbergen opnieuw in dienst genomen bij de Amsterdamse Admiraliteit. Hij pleitte voor diverse hervormingen binnen de marine, waaronder de oprichting van een Korps Mariniers en strengere discipline aan boord van schepen. Zijn ideeën werden deels in praktijk gebracht, en zijn publicaties over zeevaart en artillerie werden als zeer invloedrijk beschouwd.

In 1781 speelde Van Kinsbergen een cruciale rol in de Slag bij de Doggersbank, waar hij, ondanks de beperkte middelen van de Nederlandse vloot, met succes tegen de Britten vocht. Deze overwinning maakte hem tot een nationale held en leverde hem de Doggersbank-medaille op, uitgereikt door stadhouder Willem V. In de daaropvolgende jaren groeide Van Kinsbergens invloed in maritieme en politieke zaken aanzienlijk. Hij werd benoemd tot bevelhebber van de Hollandse en Zeeuwse vloot en kreeg een sleutelrol in de hervorming van de marine.

Na de Bataafse Revolutie in 1795 werd Van Kinsbergen kortstondig aan de kant geschoven. Hij trok zich terug uit het openbare leven en kwam in 1798 in Apeldoorn op zijn landgoed Welgelegen te wonen. Van Kinsbergen bleef zich bezighouden met filantropie, waarbij hij zich inzette voor verschillende goede doelen. Zo kreeg hij in Apeldoorn de bijnaam: “de weldoener van Apeldoorn”. Later werd hij in 1806 door het Koninkrijk Holland opnieuw geëerd, ditmaal als admiraal en maarschalk. Na de inlijving van Nederland bij het Franse Keizerrijk werd hij benoemd tot senator, en na de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1814 kreeg hij weer de eretitel van luitenant-admiraal.

Jan Hendrik van Kinsbergen overleed op 24 mei 1819, aan de gevolgen van een verouderd borstkwaal op zijn landgoed in Apeldoorn, waar hij werd herinnerd als een van de grootste zeehelden van zijn tijd. Zijn nalatenschap leeft voort in zijn bijdragen aan de modernisering van de Nederlandse marine en zijn filantropische werk.
Na zijn dood kreeg hij in Amsterdam, Apeldoorn, Bennebroek, Bleiswijk, Eindhoven, Elburg, Den Haag, Dongen, Haarlem, Hilversum, De Lier, Maasdijk, Oud- Beijerland, Terneuzen, Velp, Voorschoten en Winschoten een eigen straatnaam. Op 12 september 2008 werd hij geëerd met een monument.
