
Het oude Raadhuis
Het centrum van Apeldoorn is altijd een bruisende plek geweest. In de middeleeuwen was dit al zo, vooral door de aanwezigheid van de oude Mariakerk. Later, vanaf 1842, werd het nog levendiger toen de markt en het Raadhuis hier hun plek vonden. Maar al snel bleek dat de markt meer ruimte nodig had. In 1864 verhuisde de markt daarom naar het huidige Marktplein, achter het Raadhuis.

Voor 1842 vergaderde de gemeenteraad in een zaaltje van herberg ‘Het Roode Hert’ aan de Dorpstraat. Maar omdat Apeldoorn steeds groter werd, werd deze ruimte te klein. In 1839 besloot de gemeente daarom om een nieuw Raadhuis te bouwen. Ze maakten 12.000 gulden vrij voor de bouw, en later kwam daar nog 8.000 gulden bij.
Er werd een ontwerpwedstrijd uitgeschreven voor het nieuwe Raadhuis, maar er waren weinig inzendingen. Uiteindelijk koos men voor een ontwerp van gemeente-opzichter Albert Liese, die zijn idee anoniem had ingestuurd onder de naam ‘Minerva’. Omdat Liese al voor de gemeente werkte, kreeg hij geen prijzengeld. In plaats daarvan verdiende hij 60 gulden en de eer om bouwopzichter te worden. Op 9 februari 1843 werd het Raadhuis in gebruik genomen.

Apeldoorn groeide snel, vooral door de aanleg van de Parken. Daardoor werd ook het Raadhuis te klein. In 1898 liet burgemeester Henri Paul Jules Tutein Nolthenius het gebouw verbouwen en uitbreiden, onder leiding van gemeente-architect Gerrit de Zeeuw. Er kwam onder andere een extra verdieping bij. De markt paste inmiddels ook niet meer op het Raadhuisplein, en daarom werd het huidige Marktplein aan de andere kant van het Raadhuis aangelegd.

Op 19 mei 1943 brandde de hele bovenverdieping van het Raadhuis af. Zeer waarschijnlijk was dit een verzetsactie om het bevolkingsregister uit handen van de Duitsers te houden. Na de brand bleef het Raadhuis wel in gebruik, maar het zou tot 1977 duren voordat de bovenverdiepingen weer volledig gerestaureerd werd.

In de tussentijd werden de gemeentelijke diensten ondergebracht in allerlei andere gebouwen in en rond Apeldoorn. Pas in 1972, toen het stadskantoor aan het Beekpark werd geopend, werd het huisvestingsprobleem van de gemeente grotendeels opgelost. De burgemeester en wethouders verhuisden naar dit nieuwe gebouw, maar het Raadhuis bleef de plek voor raadsvergaderingen en trouwpartijen. Na de restauratie van de bovenste verdiepingen in 1977, kreeg het Raadhuis zijn oude glorie terug.
