
De Dief uit Armoede
Gijsbert van Kooten werd geboren op 7 augustus 1880 in Ugchelen, waar hij opgroeide in een groot gezin met acht broers en zussen. De familie woonde in een eenvoudig huisje en had het financieel zwaar. Gijsberts vader was dagloner, wat betekende dat hij alleen betaald kreeg als er werk was. Dit zorgde ervoor dat het gezin in grote onzekerheid leefde en vaak in armoede verkeerde.
Het leven van de familie werd nog zwaarder toen Gijsberts vader in 1891 overleed. Gijsbert was toen pas elf jaar oud, en met het wegvallen van de kostwinner moesten de kinderen helpen om het gezin te onderhouden. De oudere broers en zussen gingen werken in fabrieken en wasserijen, maar het was niet genoeg om uit de armoede te komen.

In een poging om het gezin te redden, trouwde Gijsberts moeder met Engelbart Veenhuizen, een papiermaker die zijn vrouw eerder had verloren. Ze verhuisden naar de Brinklaan, waar het gezin van Engelbart woonde. Het was een druk en vol huis, maar de financiële situatie bleef zorgelijk.

Op veertienjarige leeftijd moest ook Gijsbert gaan werken. Hij kwam als dienstknecht in de kost bij de familie Scherpenzeel in Wiesel, waar hij hielp op de boerderij en als schaapherder werkte. Hier leerde hij verantwoordelijkheden te dragen, maar al snel kwam hij in aanraking met de wet. In 1896 werd hij veroordeeld voor het mishandelen van een dier en later dat jaar voor het laten grazen van zijn schapen op verboden grond. Dit leidde tot korte gevangenisstraffen.

Door de voortdurende armoede voelde Gijsbert zich vaak gedwongen om het verkeerde pad op te gaan. In 1897 werd hij opgepakt voor diefstal en kreeg hij twee weken gevangenisstraf. Dit werd een vast patroon in zijn leven: wanneer het financieel niet meer ging, koos hij voor illegale middelen om aan geld te komen. In 1898 werd hij opnieuw veroordeeld, dit keer voor vernieling, waarvoor hij vier weken gevangenisstraf kreeg.

In 1900 moest de toen 19-jarige Gijsbert zijn dienstplicht vervullen. Hij werd ingeloot met lotnummer 63 en trad op 9 maart 1900 in dienst bij de Rijdende Artillerie. Na twee jaar trouwe dienst ging Gijsbert op 1 maart 1902 met groot verlof. Twee jaar later, op 18 juli 1904, keerde hij terug om vervolgens op 18 juni weer met groot verlof te gaan. Op 15 februari 1905 werd Gijsbert overgeplaatst naar het derde regiment van de Rijdende Artillerie.

Tijdens een verlof vond Gijsbert de liefde in zijn leven, Hendrina van Burik, een dienstmeisje. Ze kregen al snel een relatie en in 1907 trouwden ze. Hun eerste zoon, Evert, werd twee maanden later geboren. Hoewel Gijsbert probeerde zijn leven op orde te krijgen, bleef hij in aanraking komen met de wet. Hij werd meerdere keren veroordeeld voor jachtovertredingen en het rijden op verboden grond. Op 1 augustus 1908 werd Gijsbert, na het voltooien van zijn militietijd, eervol ontslagen en keerde hij terug naar zijn vrouw en zoon. Waarna er later tussen 1909 en 1916 nog eens drie kinderen werden geboren.
In 1917 sloeg het noodlot opnieuw toe toen Gijsbert zijn moeder verloor. Dit verlies bracht hem verder op het verkeerde pad, en hij begon hij steeds brutaler te stelen. In de zomer van dat jaar werd hij betrapt tijdens het stelen van een herenfiets, een portemonnee met inhoud, een pot bruine bonen, en 25 eieren. Hiervoor kreeg hij een gevangenisstraf van negen maanden! Na zijn vrijlating had Gijsbert niets meer. Hij verhuisde met zijn gezin naar Ugchelen en verloor zijn baan na een ruzie met Hannes Houtjes over een betaling.

Op 18 mei 1918 werd Apeldoorn opgeschrikt door een brute moord op Hannes Houtjes. Hannes werd doodgeschoten terwijl hij in zijn keuken de krant las. Gijsbert werd al snel verdacht vanwege de ruzie die hij kort daarvoor met Hannes had gehad, en omdat hij ineens meer geld leek te hebben dan normaal. Meerdere buurtbewoners gaven aan dat ze die avond een knal hadden gehoord en dat ze Gijsbert bij de boerderij hadden gezien. Anderen beweerden echter dat ze twee andere jongens met een geweer in de buurt hadden gezien. Zelfs zijn broer Albert (bekend van de Brandstoffenhandel aan de Elsweg) verdacht zijn broertje openlijk van moord. Ondanks alle verdenkingen kon de politie geen bewijs tegen Gijsbert vinden, en na drie maanden moest hij worden vrijgelaten. De moord op Hannes Houtjes werd nooit opgelost.

In de jaren daarna bleef Gijsbert betrokken bij kleine criminele activiteiten. In 1930 werd hij samen met zijn zoon Evert veroordeeld voor het stelen van kippen, waarvoor Gijsbert drie jaar gevangenisstraf kreeg. Maar het meest schokkende moment in zijn leven kwam een jaar later, toen hij opnieuw werd verdacht van een moord.
Op 31 oktober 1919 werd de vermiste Korporaal de Vos dood aangetroffen in een bos bij Harskamp. Zijn lichaam was op gruwelijke wijze verminkt: zijn voeten waren aangevreten door ratten, en zijn keel was doorgesneden. Twee mannen werden verdacht van de moord, waaronder Gijsbert. Tijdens de verhoren gedroeg Gijsbert zich verwart maar bleek al snel dat Gijsbert niks met de moord te maken had. Wie dat wel had was Albert Smith.

De politie nam Smith mee naar de plek waar het lijk geborgen werd. Onder de droevige omstandigheden bleef Smith ontkennen er iets mee te maken te hebben. Uiteindelijk werd Smith veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, maar hij bleef zijn daad ontkennen totdat hij in hoger beroep alsnog schuld bekende. Zijn straf werd uiteindelijk omgezet naar 15 jaar gevangenisstraf.

Het leven van Gijsbert bleef onrustig. In 1930 werd hij samen met zijn zoon Evert veroordeeld voor het stelen van kippen, waarvoor Gijsbert drie jaar gevangenisstraf kreeg. Na zijn vrijlating werd hij samen met twee zoons uit een café gezet waarbij een vechtpartij ontstond. De van Kootens hebben hierbij rake klappen uitgedeeld, met stoelen gegooid en een ruit kapot gegooid. Zij werden hiervoor veroordeeld tot een geldboete van 20 gulden of 20 dagen hechtenis.
De diefstallen van Gijsbert werden steeds zwaarder gestraft. Zo kreeg hij in 1935 Drie maanden gevangenisstraf voor het stelen van een fitting uit een elektrische lantaarnpaal, en kort hierna vier maanden cel voor het stelen van een tas. Na verschillende gevangenisstraffen, leek Gijsbert eindelijk tot inkeer te komen en werd het weer rustig rondom zijn persoon. Zo werkte hij dagelijks in de bossen en bleef hij uit de problemen. In 1947 vierde hij zijn 40-jarig huwelijksjubileum met zijn Hendrina.

In zijn laatste jaren leidde hij een rustig bestaan met zijn vrouw aan de Ordenmolenweg 33. Hier overleed Gijsbert op 11 april 1971 op 90-jarige leeftijd.