
Klein Seminarie, Arnhemseweg 348
In 1932 begon men met de bouw van het nieuwe Aartsbisschoppelijk Klein Seminarie te Apeldoorn, een project dat destijds veel aandacht trok. Dhr. Jansen, Aartsbisschop van Utrecht, stak de eerste spade in de grond, waarmee de werkzaamheden officieel van start gingen. Het seminarie, ontworpen door architect J. M. van Hardeveld uit Amsterdam, was bedoeld als vervanging voor het verouderde en te krappe seminarie in Culemborg. Het nieuwe gebouw zou voldoen aan de toenmalige eisen en een ruim en praktisch onderkomen bieden voor zowel studenten als personeel.

Het Ontwerp en de Indeling
Het seminarie werd ontworpen met een capaciteit voor 350 studenten en 50 personeelsleden, waaronder professoren. Het gebouw was zo ontworpen dat het gemakkelijk kon worden uitgebreid, hoewel de destijds geplande ruimten al meer dan voldoende waren. De huisvesting van de studenten was voornamelijk op het zuiden gericht, zodat hun speelplaatsen, studiezalen en slaapzalen optimaal profiteerden van het daglicht. Aan de noordzijde van het gebouw bevond zich het economische deel, inclusief de keuken en eetruimtes voor zowel professoren als studenten.
Een bijzonder kenmerk van het ontwerp was de kapel, die centraal in het complex werd geplaatst, maar toch enigszins afzijdig lag om lichte gangen te kunnen behouden. Deze kapel, die 400 zitplaatsen bood, werd het liturgische hart van het gebouw, met elf altaren verspreid over verschillende kapellen. De architect zorgde ervoor dat de kapel, ondanks haar centrale ligging, een rustige en waardige sfeer behield.

Functionele Ruimten en Voorzieningen
Het seminarie werd niet alleen praktisch, maar ook ruim en licht ontworpen. De aula, die plaats bood aan 400 personen en voorzien was van een groot toneel, lag nabij de kapel en vormde een belangrijke ruimte voor culturele en educatieve activiteiten. Daarnaast waren er uitgebreide speelplaatsen voor de studenten, compleet met een gymnastiekzaal, muziekkamers, voetbalvelden en faciliteiten voor atletiek.
De indeling van de studentenverblijven was ook met zorg ontworpen. Op de eerste verdieping waren veertien klaslokalen in een T-vorm geplaatst, wat de supervisie vergemakkelijkte. De prefect had vanuit zijn woning nabij deze lokalen een overzicht over de gehele verdieping, inclusief de hoofdtrap. Voor de professoren waren er comfortabele appartementen met ruime studeer- en slaapkamers, verdeeld over de eerste en tweede verdieping.
Duurzaamheid en Comfort
Het gebouw was op duurzame en comfortabele wijze ontworpen, met ruime aandacht voor licht- en luchttoevoer. De slaapzalen op de tweede verdieping waren uitgerust met vier chambrettes per gang, die allemaal van voldoende licht en ventilatie waren voorzien. De ziekenafdeling, gelegen aan de zonnige zuidkant, was bijzonder ruim en comfortabel ingericht. Het gebouw was verder voorzien van moderne faciliteiten zoals centrale verwarming en werkplaatsen voor het mannelijk personeel.
De binnenplaatsen waren ontworpen als tuinen voor de professoren en boden voldoende ruimte voor processies. Het dak werd bedekt met matverglaasde zwarte pannen, en de muren werden opgetrokken uit rode baksteen, wat het gebouw een robuuste en tijdloze uitstraling gaf.
