
Floor de Beer, alias Floor de Gruwel
Floor de Bar werd op 19 februari 1860 geboren in Apeldoorn, in een gezin dat bestond uit acht kinderen. Floor was de oudste en droeg, net als zijn broers en zussen, de achternaam van zijn moeder, Jannetje de Bar. De identiteit van hun vaders bleef een mysterie, aangezien Jannetje haar brood verdiende als prostituee. Het gezin woonde in een boerderij aan de Nieuwe Enk op nummer 121. Het gezin leefde hier onder bescheiden omstandigheden.

Als oudste zoon had Floor van jongs af aan een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Na zijn schooltijd begon hij als dagloner te werken. Zijn stugge karakter maakte hem tot een gevreesde man in de omgeving, maar hij maakte zichzelf ook onsterfelijk, want op een dag reed de jonge Floor met zijn hondenkar over een smal zandpad. Plots hoorde hij het geluid van hoefgetrappel. Het was een koets, bespannen met vier paarden, met daarin niemand minder dan de koning. De koetsier sommeerde Floor om aan de kant te gaan, maar in plaats van gehoor te geven, riep Floor brutaal: “Ik zal ze in Apeldoorn zegg’n dat ‘j d’r ankomt!” Hij reed langzaam voor de koets uit en riep tegen iedereen die hij zag: “Opzij mensen, de koning komt d’r an!” De volgende dag werd hij opgeroepen om zich te melden op Paleis Het Loo. Tot zijn grote verbazing begroette de koning hem met een glimlach en drukte hem vijfentwintig gulden in de hand, een klein fortuin in die tijd.
De Koning nam hierna maatregelen. Sinds 1879 is het voor bestuurders van een door honden getrokken kar verplicht om naar de berm uit te wijken wanneer ze een wagen tegenkomen die door paarden wordt voortgetrokken.

Floor hield van jenever, en deze combinatie met zijn karakter bracht hem al vroeg in conflict met de wet. In 1880 werd hij samen met D.H. en W.R. veroordeeld voor burengerucht en verstoring van de nachtelijke rust, waarvoor ze een boete van 5,50 gulden en drie dagen hechtenis kregen. Twee jaar later, in 1882, kreeg hij een maand celstraf en drie boetes voor het moedwillig openbreken en slopen van een hekwerk. Dronkenschap en burengerucht leidden in 1886 opnieuw tot een boete en drie dagen hechtenis.
Rond 1887 ontmoette hij Antonia Brantenaar, de vrouw van zijn leven. Ondanks zijn moeilijke karakter vormden ze samen een gezin. Op 20 augustus 1888 werd hun eerste dochter geboren, Johanna Enselina. In de tijd waarin dit zich afspeelde, spraken mensen schande over ongehuwde ouders, maar Floor had een andere opvoeding genoten en had hier maling aan. Twee jaar later, op 7 juli 1890, werd hun tweede dochter, Francisca, geboren, waarna het stel wel besloot om te trouwen. De bruiloft moest even op zich laten wachten, want in dezelfde periode verslechterde Floors gedrag verder. In augustus 1890 werd hij veroordeeld tot tien dagen gevangenisstraf wegens mishandeling, en in datzelfde jaar kreeg hij drie weken hechtenis voor een herhaling van deze overtreding. Maar op 1 november 1890 werd er dan toch getrouwd.


Het jonge gezin leidde een zwervend bestaan en woonde onder andere in Enschede aan de Kattendijk, in Maastricht in een herenhuis aan de Bassin 12, en in Kerkrade, voordat ze uiteindelijk voorgoed terugkeerden naar Apeldoorn, waar ze aan de Koningslijn 674 woonden. Tijdens deze omzwervingen had Floor verschillende banen als dagloner, arbeider en koopman. Het gezin groeide gestaag, en tussen 1891 en 1908 werden er nog eens twaalf kinderen geboren. Helaas verloren ze drie van hun kinderen op jonge leeftijd. Ondanks het grote gezin en de vele zorgen voerde discipline de boventoon in het huishouden van de familie De Bar, waar Floor zijn kinderen met harde hand opvoedde.
In Apeldoorn begon Floor te werken als paardenvilder, een beroep dat zijn reputatie als een ruwe man verder versterkte. In 1908 werd hij veroordeeld tot veertien dagen hechtenis voor openbare dronkenschap en het veroorzaken van burengerucht. In de jaren daarna stapelden de veroordelingen zich op. Mishandeling, belediging van ambtenaren, en dronkenschap waren terugkerende thema’s in zijn leven. Floor kreeg talloze boetes en gevangenisstraffen voor deze overtredingen.
Het gezin kwam uiteindelijk aan de Brinklaan 50-2 te wonen, waar de achternaam “de Bar” werd veranderd in “de Beer,” een verbastering van het Duitse woord voor beer. Floor, inmiddels een bekende figuur in Apeldoorn, werkte ook hier als paardenvilder. Dit beroep, dat zowel noodzakelijk als grimmig was, hield in dat hij dode paarden vilde en hun huiden verkocht aan afvalbedrijf Van Gerrevink aan de Nieuwstraat. Het vlees verwerkte hij en verkocht hij aan hotels en de restanten gooide hij in de vijver aan de op de hoek van de Jachtlaan en Soerenseweg. Door zijn dump kreeg de vijver die eigenlijk “de Kom” heette de bijnaam “de peerdekuule”.
Door zijn werk én zijn ruwe omgangsvormen werd hij door de jeugd uitgescholden als “Floor de Gruwel.” Hij stond bekend als een lompe man, vooral wanneer hij gedronken had werd hij onberekenbaar en luidruchtig. Zijn kinderen durfden aan de eettafel dan niets te zeggen, bang voor hun vader; alleen Tonia kon hem dan aan.

Naast zijn harde omgangsvormen had Floor ook een zachte kant als het om kleine kinderen ging. De kinderen uit de buurt durfden hem vaak wel te benaderen, en hij toonde hen op zijn eigen manier vriendelijkheid. Floor was een bekende verschijning in de buurt, met zijn hondenkar, getrokken door twee stevige honden. Met deze kar vervoerde hij niet alleen paardenhuiden, maar ook oud metaal, vodden en ander bruikbaar afval waarmee hij zijn geld verdiende.
Floors criminele activiteiten bleven echter niet onopgemerkt. In 1912 werd hij veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf voor mishandeling, en in 1913 werd dit vonnis bij verstek bekrachtigd tot zes maanden gevangenisstraf. Zijn problemen met de wet bleven voortduren, met veroordelingen voor openbare dronkenschap en verkeersgerelateerde overtredingen in de jaren 1915 tot 1929. In 1918 werd hij veroordeeld op basis van de keuring van eetwaren; daarnaast kreeg hij meerdere boetes en gevangenisstraffen voor openbare dronkenschap.
In 1920, op zestigjarige leeftijd, besloot Floor te stoppen met werken. In deze periode kwam Antonia erachter dat er niet met Floor te leven viel, waarna zij besloot bij haar dochter in Rotterdam aan de Kruiskade in te trekken. De andere kinderen kozen ook de kant van hun moeder, waardoor Floor alleen achterbleef. Gelukkig kon hij wel terecht bij zijn zus en zwager, die aan de Sumatralaan 74 woonden, waar hij bij introk.

Floor had een auto waarvan de lichten voortdurend kapot waren. Ondanks de vele boetes en problemen die dit met zich meebracht, bleef hij er toch mee rondrijden, wat uiteindelijk resulteerde in een gevangenisstraf.

Een paar jaar later, op 6 juli 1933, overleed Tonia in Rotterdam op 66-jarige leeftijd. Haar overlijden greep Floor diep aan. Hoewel ze al enige tijd niet meer samenwoonden, waren ze officieel nog steeds getrouwd. Na haar dood hervatte Floor, na 13 jaar, zijn werk als paardenslager en verhuisde hij samen met zijn zus naar de Nieuwe Enkweg 8. In 1935 werd op dit adres het 40-jarig huwelijksfeest van Mart van Houtum en Jacoba de Beer gevierd.

Floor werkte tot kort voor zijn dood. Hij overleed op 5 januari 1937 op 75-jarige leeftijd.
Hoewel hij vaak werd gezien als een ruwe, lompe man, was Floor een markante figuur in Apeldoorn. Zijn bijnaam, “Floor de Gruwel,” bleef nog lang na zijn dood in de Apeldoornse kroegen rondzingen.

