
Floor de Beer, alias Floor de Gruwel
Floor de Bar werd op 19 februari 1860 geboren in Apeldoorn, in een gezin dat bestond uit acht kinderen. Floor was de oudste en droeg, net als zijn broers en zussen, de achternaam van zijn moeder, Jannetje de Bar. De identiteit van hun vaders bleef een mysterie, aangezien Jannetje haar brood verdiende als prostituee. Het gezin woonde in een boerderij aan de Nieuwe Enk op nummer 121. Het gezin leefde hier onder bescheiden omstandigheden.

Als oudste zoon voelde Floor van jongs af aan de druk van verantwoordelijkheid op zijn schouders. Het was niet alleen zijn taak om het gezin te helpen, maar hij moest zich ook staande houden in een wereld waar het leven hard was en fouten snel afgestraft werden. Na zijn schooltijd ging hij meteen aan het werk als dagloner. Zijn stugge karakter, gevormd door armoede en het ruige boerenbestaan, maakte hem tot een gevreesde verschijning in de omgeving, maar diezelfde onverzettelijkheid zou hem ook onsterfelijk maken.
Een lefgozer op weg naar Het Loo
Op een vroege ochtend, toen de dauw nog laag over de velden hing, reed de jonge Floor met zijn hondenkar over een smal, zanderig pad richting het dorp. Plots werd de stilte doorbroken door het stevige hoefgetrappel van paarden. Vanuit het niets verscheen er een deftige koets, getrokken door vier glanzende paarden, omringd door het gerinkel van het tuig en het scherpe commando van de koetsier.
De koetsier hief zijn arm en riep dat Floor aan de kant moest gaan. Even twijfelde Floor. Moest hij gehoorzamen? Iets in hem weigerde te wijken. In plaats daarvan riep hij brutaal terug: “Ik zal ze in Apeldoorn zegg’n dat ‘j d’r ankomt!” Met zijn hondenkar reed hij pontificaal voor de koets uit. Met luide stem waarschuwde hij iedereen op zijn pad: “Opzij, mensen, de koning komt d’r an!” Zijn lef en brutaliteit waren het gesprek van de dag.
Maar ’s avonds sloeg de twijfel toe. Floor was geen domme jongen; hij wist heel goed dat je niet zomaar de spot kon drijven met het gezag, laat staan met de koning. Toen hij de volgende dag een officiële boodschap kreeg dat hij zich moest melden op Paleis Het Loo, voelde hij zijn maag samenknijpen van zenuwen. De nacht ervoor sliep hij nauwelijks. Wat zou hem te wachten staan? Zouden ze hem straffen, of zelfs erger?
Met klamme handen en bonzend hart liep hij de oprijlaan van het paleis op. De hoge bomen en het imposante gebouw maakten diepe indruk. Zijn hoofd tolde van de zenuwen. Tot zijn verbazing werd hij bij binnenkomst niet streng toegesproken, maar juist met een brede glimlach verwelkomd door de koning zelf. De koning prees zijn lef en zijn eerlijkheid. Voor hij het goed en wel besefte, drukte de koning hem vijfentwintig gulden in de hand, een klein fortuin voor een eenvoudige dagloner. Floor verliet het paleis als een legende, zijn naam voorgoed verbonden aan deze brutale ontmoeting met het koningshuis.
De koning was weliswaar gecharmeerd van Floors brutaliteit, maar de gebeurtenis liet hem niet onberoerd. Tijdens het vertrek van Floor keek de koning even peinzend uit het raam van het paleis. Hij besefte dat het verkeer op de smalle zandpaden rondom Apeldoorn, waar boeren met hondenkarren, paardenwagens en koetsen elkaar regelmatig tegenkwamen, steeds vaker tot opstoppingen of zelfs gevaarlijke situaties leidde. Vooral de confrontatie tussen een hondenkar en een koninklijke koets had de koning aan het denken gezet.
Kort na het voorval liet de koning zijn ambtenaren bijeenroepen om te spreken over een nieuwe maatregel. Hij wilde voorkomen dat dergelijke opstoppingen, misverstanden of zelfs conflicten zich opnieuw zouden voordoen. Op zijn initiatief werd in 1879 een landelijke regel ingevoerd. Voortaan moesten bestuurders van een door honden getrokken kar altijd uitwijken naar de berm als zij een wagen tegenkwamen die door paarden werd voortgetrokken.

Drank, ruzie en verzet tegen gezag
Floor stond bekend als een man die het leven graag op zijn eigen manier leefde. Naast zijn harde werken als dagloner vond hij zijn ontspanning regelmatig in het café, waar hij zijn dorst met jenever leste. Zijn liefde voor de drank, gecombineerd met zijn opvliegende karakter en scherpe tong, bracht hem herhaaldelijk in de problemen.
In de vroege uurtjes klonk zijn luide stem hard door de straten, vooral wanneer hij samen met andere drinkebroers huiswaarts keerde na een avond in de kroeg. In 1880 liep het uit de hand toen Floor samen met twee andere mannen, alle drie flink onder invloed, schreeuwend en lallend door het dorp trok. Hun lawaai was zo aanhoudend dat meerdere buurtbewoners hun nachtrust verstoord zagen en besloten de politie erbij te halen. De agenten troffen het drietal nog steeds ruziënd aan op straat. Voor het verstoren van de openbare orde en de nachtelijke rust werden zij veroordeeld tot een boete van 5,50 gulden of drie dagen hechtenis. Voor een eenvoudige arbeider was dat een flinke aderlating, maar het weerhield Floor er niet van om zijn eigen koers te blijven varen.
Twee jaar later, in 1882, liep het opnieuw mis. Ditmaal was Floor betrokken bij een veel ernstiger incident. In een vlaag van woede en volgens omstanders ook toen weer flink aangeschoten, besloot hij samen met enkele bekenden een hekwerk moedwillig open te breken en deels te vernielen. Het lawaai en de schade trokken snel de aandacht van de politie. Floor werd opgepakt en voor de rechter gesleept. De rechter was onverbiddelijk: naast drie boetes werd hem een celstraf van een maand opgelegd. Het leven achter tralies maakte weinig indruk op hem, want zijn koppigheid en dorst naar vrijheid bleven onverminderd groot.
In 1886 herhaalde het patroon zich opnieuw. Opnieuw werd Floor vanwege dronkenschap en het veroorzaken van burengerucht opgepakt. De straten waren getuige van zijn luidruchtige nachtelijke capriolen. Weer werd hij veroordeeld tot een boete en drie dagen hechtenis. Ondanks alle straffen en waarschuwingen van autoriteiten bleef Floor vasthouden aan zijn ruwe, onverschrokken levensstijl. Voor velen in het dorp was hij een schrikbeeld, maar voor anderen juist het toonbeeld van iemand die zich door niets en niemand liet buigen.
Opvoeden in armoede en discipline
Rond 1887 ontmoette hij Antonia Brantenaar, de vrouw van zijn leven. Ondanks zijn moeilijke karakter vormden ze samen een gezin. Op 20 augustus 1888 werd hun eerste dochter geboren, Johanna Enselina. In de tijd waarin dit zich afspeelde, spraken mensen schande over ongehuwde ouders, maar Floor had een andere opvoeding genoten en had hier maling aan. Twee jaar later, op 7 juli 1890, werd hun tweede dochter, Francisca, geboren, waarna het stel wel besloot om te trouwen. De bruiloft moest even op zich laten wachten, want in dezelfde periode verslechterde Floors gedrag verder. In augustus 1890 werd hij veroordeeld tot tien dagen gevangenisstraf wegens mishandeling, en in datzelfde jaar kreeg hij drie weken hechtenis voor een herhaling van deze overtreding. Uiteindelijk werd er op 1 november 1890 dan toch getrouwd.


Het jonge gezin leidde een zwervend bestaan en woonde onder andere in Enschede aan de Kattendijk, in Maastricht in een herenhuis aan de Bassin 12, en in Kerkrade, voordat ze uiteindelijk voorgoed terugkeerden naar Apeldoorn, waar ze aan de Koningslijn 674 woonden. Tijdens deze omzwervingen had Floor verschillende banen als dagloner, arbeider en koopman. Het gezin groeide gestaag, en tussen 1891 en 1908 werden er nog eens twaalf kinderen geboren. Helaas verloren ze drie van hun kinderen op jonge leeftijd. Ondanks het grote gezin en de vele zorgen voerde discipline de boventoon in het huishouden van de familie De Bar, waar Floor zijn kinderen met harde hand opvoedde.
De gevreesde paardenvilder
Uiteindelijk begon Floor te werken als paardenvilder, een beroep dat zijn reputatie als een ruwe man verder versterkte. In 1908 werd hij veroordeeld tot veertien dagen hechtenis voor openbare dronkenschap en het veroorzaken van burengerucht. In de jaren daarna stapelden de veroordelingen zich op. Mishandelingen, beledigingen van ambtenaren, en dronkenschap waren terugkerende thema’s in zijn leven. Floor kreeg talloze boetes en gevangenisstraffen voor deze overtredingen.
Het gezin kwam uiteindelijk aan de Brinklaan 50-2 te wonen, waar de achternaam “de Bar” werd veranderd in “de Beer,”. Floor, inmiddels een bekend figuur in het dorp, werkte ook hier als paardenvilder. Dit beroep, dat zowel noodzakelijk als grimmig was, hield in dat hij dode paarden vilde en hun huiden verkocht aan afvalbedrijf Van Gerrevink aan de Nieuwstraat. Het vlees verwerkte hij en verkocht hij aan hotels. De restanten gooide hij in de vijver op de hoek van de Jachtlaan en Soerenseweg. Door zijn dump kreeg de vijver die eigenlijk “de Kom” heette de bijnaam “de peerdekuule”.
Door zijn werk én zijn ruwe omgangsvormen werd hij door de jeugd uitgescholden als “Floor de Gruwel.” Hij stond bekend als een lompe man, vooral wanneer hij gedronken had werd hij onberekenbaar en luidruchtig. Zijn kinderen durfden aan de eettafel niets te zeggen, bang voor hun vader; alleen zijn vrouw Tonia kon hem dan aan.

Naast zijn harde omgangsvormen had Floor ook een zachte kant als het om kleine kinderen ging. De kinderen uit de buurt durfden hem vaak wel te benaderen, en hij toonde hen op zijn eigen manier vriendelijkheid. Floor was dagelijks op straat te vinden met zijn hondenkar, getrokken door twee stevige honden. Met deze kar vervoerde hij niet alleen paardenhuiden, maar ook oud metaal, vodden en ander bruikbaar afval waarmee hij zijn geld verdiende.
Zijn eindeloze strijd met de wet
Naarmate de jaren verstreken, werd zijn naam steeds vaker in verband gebracht met incidenten die het daglicht niet konden verdragen. In 1912 bereikte zijn roerige bestaan een nieuw dieptepunt toen hij werd veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf wegens mishandeling. De rechtszaak trok veel aandacht in het dorp, niet in de laatste plaats omdat men van Floor wel wat gewend was, maar deze gewelddadige uitspatting ging voor velen een grens over. Het jaar daarop, in 1913, verergerde zijn situatie. Omdat hij niet kwam opdagen bij de behandeling van zijn zaak, werd het eerdere vonnis bij verstek bekrachtigd en omgezet naar zes maanden gevangenisstraf. Dit betekende dat hij langere tijd uit het dorpsleven verdween en zijn reputatie er niet beter op werd.
Na zijn vrijlating leek Floor amper geleerd te hebben van zijn fouten. Zijn problemen met de wet bleven zich opstapelen. Steeds vaker kreeg hij te maken met boetes en gevangenisstraffen, niet alleen voor openbaar dronkenschap en geweldpleging, maar ook voor allerlei andere vergrijpen. Regelmatig werd hij opgepakt vanwege verkeersovertredingen met zijn hondenkar. Zelfs op het gebied van de verkoop van eetwaren, waar strenge keuringen golden, liep hij tegen de lamp en volgde er een veroordeling.
Zijn naam werd bijna synoniem met overlast en opstandigheid. Waar anderen uiteindelijk hun gedrag aanpasten onder druk van politie en dorpsgenoten, bleef Floor hardnekkig vasthouden aan zijn eigen levenswijze. Elke nieuwe veroordeling, elke opgelegde straf, leek zijn status als buitenstaander en dorpsfiguur alleen maar te versterken.
Een nieuw begin
In 1920, op zestigjarige leeftijd, besloot Floor te stoppen met werken. In deze periode kwam Antonia erachter dat er niet met Floor te leven viel, waarna zij besloot bij haar dochter in Rotterdam aan de Kruiskade in te trekken. De andere kinderen kozen ook de kant van hun moeder, waardoor Floor alleen achterbleef. Gelukkig kon hij wel terecht bij zijn zus en zwager, die aan de Sumatralaan 74 woonden, waar hij bij introk.

Zijn gezinsleven was uiteengevallen. Dit veranderde niet alleen zijn dagelijkse bestaan, maar bracht ook zijn financiële situatie in beweging. Voor het eerst in zijn leven hoefde Floor geen geld meer opzij te leggen voor de zorg van zijn vrouw en kinderen. Met het beetje spaargeld dat hij overhield en de vaste kost bij zijn zus, kon hij zich eindelijk een langgekoesterde droom veroorloven: het kopen van een eigen automobiel.
De auto zorgde voor meer vrijheid. Hij hoefde niet meer te vertrouwen op zijn hondenkar en kon zich nu, op zijn eigen tempo en zonder rekening te houden met anderen, door Apeldoorn en omstreken verplaatsen. Maar met deze vrijheid kwam ook een nieuwe bron van conflicten. Floor trok zich niets aan van verkeersregels of voorschriften. Hij reed geregeld zonder werkende verlichting, negeerde verkeersborden en hield zich zelden aan de maximumsnelheid.
De politie hield hem regelmatig aan. Boetes stapelden zich op, waarschuwingen werden genegeerd. Zijn lakse houding en hardnekkige weigering om zich aan te passen brachten hem telkens opnieuw in aanraking met de autoriteiten. Of hij nu te voet, met zijn hondenkar of in zijn rammelende auto door de straten reed, hij was en bleef een man die zijn eigen weg ging.

Een paar jaar later, op 6 juli 1933, overleed Tonia in Rotterdam op 66-jarige leeftijd. Haar overlijden greep Floor diep aan. Hoewel ze al enige tijd niet meer samenwoonden, waren ze officieel nog steeds getrouwd. Na haar dood hervatte Floor, na 13 jaar, zijn werk als paardenslager en verhuisde hij samen met zijn zus naar de Nieuwe Enkweg 8. In 1935 werd op dit adres het 40-jarig huwelijksfeest van zijn zwager en zus, Mart van Houtum en Jacoba de Beer gevierd.

Floor bleef tot op hoge leeftijd actief. Ondanks zijn ruwe levensstijl en alle tegenslagen werkte hij tot kort voor zijn overlijden door, alsof stoppen geen optie was. Op 5 januari 1937 kwam er een einde aan zijn onstuimige leven. Hij stierf op 75-jarige leeftijd.

