
Cees Rouwenhorst
In de jaren tachtig, toen de televisie nog het middelpunt van de huiskamer was en de omroepbijdrage voor iedereen een vanzelfsprekendheid leek, stond één Apeldoorner op tegen het systeem. Cees Rouwenhorst, oprichter van het JOAC (Jongeren en Ouderen Advies Centrum) en bekend als iemand die zijn mening niet onder stoelen of banken schoof, stapte naar de rechter met een opvallend verweer.
Volgens Rouwenhorst hoefde hij geen omroepbelasting te betalen, simpelweg omdat hij zijn televisiebeelden niet via de ether ontving, maar via een kabel. En volgens de toen geldende wet was de bijdrage bedoeld voor het gebruik van draadloze signalen.
“In de wet staat dat ik belasting moet betalen voor signalen via de ether,”
stelde hij.
“Maar ik krijg mijn beelden via een kabel. Dus waarom zou ik betalen?”
Cees had zijn huiswerk gedaan. Hij keek niet op een reguliere televisie, maar op een monitor zonder tuner – en volgens hem viel dat buiten de wettelijke definitie van een ‘tv-toestel’. Ook keek hij niet rechtstreeks naar zenders, maar via een videorecorder. De enige zender die hij live ontving was kanaal 37, waarvoor hij van de gemeente expliciet toestemming had gekregen om gratis te kijken.
Bovendien ging het niet om een symbolisch bedrag. De omroepbijdrage bedroeg destijds 263 gulden per jaar – ongeveer een week aan boodschappen voor een gemiddeld gezin.
Met een indrukwekkende lijst aan argumenten trok hij ten strijde tegen de overheid.
“Ik heb negentien gronden waarop ik steeds opnieuw in beroep kan gaan,”
zei hij.
“Dit wordt een langdurige geschiedenis.”
De zaak belandde bij het kantongerecht, maar daar liep het al snel spaak. De technische aard van Rouwenhorsts betoog was zo complex dat de rechter de zitting moest schorsen. Er werd een technisch team ingeschakeld om de beweringen van de Apeldoorner te toetsen.
Hoewel Rouwenhorst uiteindelijk de zaak niet won, bracht hij wel iets aan het licht: de wetgeving over omroepbijdragen was hopeloos verouderd in een tijdperk waarin de technologie razendsnel veranderde. In veel huishoudens werd inmiddels kabeltelevisie gebruikt, maar de wet ging nog altijd uit van zendmasten en antennes op het dak.
Voor wie destijds de krant las, was Cees Rouwenhorst geen onbekende. Enkele jaren eerder haalde hij in 1984 het nieuws met zijn initiatief voor het JOAC – een alternatief voor het Jongeren Advies Centrum (JAC), dat volgens hem ouders van weggelopen jongeren in de kou liet staan. Hij richtte zich juist op het herstellen van contact tussen kind en ouder, iets wat volgens hem door de gevestigde instellingen schromelijk werd verwaarloosd.
“Dat JOAC dat komt er, en dat móét slagen,”
zei hij destijds in een interview.
“Hoe meer JAC-ellende ik aanhoor, des te kwaaier ik word. Dat JAC móét de wereld uit.”
Zijn opstelling was compromisloos, maar altijd principieel. Hij streed niet voor aandacht, maar voor wat hij als rechtvaardig beschouwde – of het nu om jeugdbeleid of televisiebelasting ging.