
Ingang oude begraafplaats aan de Loolaan
Waar nu schouwburg Orpheus in Apeldoorn bezoekers ontvangt met theater, concerten en congressen, lag ooit een plek van stilte, rouw en herinnering: de oude algemene begraafplaats van Apeldoorn. Deze begraafplaats, in gebruik van 1829 tot het midden van de twintigste eeuw, verdween vrijwel geruisloos uit het stadsbeeld toen in 1964 begonnen werd met de bouw van het nieuwe cultuurcomplex.
In 1829 werd aan de Loolaan, toen nog de rand van Apeldoorn, een nieuwe algemene begraafplaats geopend. Ze verving de oude kerkhoven in het centrum, die wegens hygiënische bezwaren buiten gebruik raakten. De begraafplaats lag direct tegenover de Grote Kerk en groeide uit tot het centrale rustpunt van het dorp, waar talloze Apeldoorners hun laatste rustplaats vonden.
Door de sterke bevolkingsgroei in de tweede helft van de negentiende eeuw raakte de begraafplaats aan de Loolaan echter overvol. In 1895 besloot burgemeester Van Hasselt met zijn wethouders om een nieuw stuk heidegrond te kopen aan de Soerensche Grintweg van de heer Hoegen Dijkhof.
De nieuwe begraafplaats werd stijlvol opgezet: een poortgebouw met woonhuis voor de beheerder, een lijkenhuis en een imposant toegangshek, ontworpen door architect Jan Wijn. De beplanting werd verzorgd door de firma Groenewegen uit De Bilt en later onderhouden door de Apeldoornse tuinderij van Klaas van Nes.
Symbolisch genoeg vond de eerste begrafenis op deze nieuwe locatie plaats op 12 mei 1897: burgemeester Van Hasselt zelf, die vier dagen eerder tijdens een raadsvergadering was overleden, werd als eerste begraven — recht tegenover de ingang.
In 1953 kondigde de gemeente Apeldoorn aan dat de begraafplaats aan de Loolaan geruimd zou worden. Nabestaanden kregen tot 1 januari 1954 de tijd om stoffelijke resten te laten overbrengen. Slechts enkele families, zoals die van Tutein Nolthenius, maakten hier gebruik van. De overgrote meerderheid van de graven werd collectief herbegraven op diverse plekken op de begraafplaats aan de Soerenseweg.
In juli 1954 kondigde de gemeente aan dat grafstenen verzameld zouden worden op een omheind deel van de begraafplaats en dat geïnteresseerden ze konden ophalen. Veel stenen verdwenen of werden verwaarloosd.
Na de ruiming werd het terrein tijdelijk ingericht als park met speeltuin. De voormalige begraafplaats werd een speelplek voor kinderen — letterlijk op een massagraf. Gebouwen als het lijkenhuisje bleven nog een tijd bestaan. Ooggetuigen herinneren zich hoe kinderen speelden met botten en schedels. Sommigen namen deze zelfs mee naar huis of gebruikten ze als voetbal op de nabijgelegen velden.
Tijdens de bouw van Orpheus in 1962 kwam opnieuw menselijk botmateriaal naar boven, wat aangeeft dat de ruiming onzorgvuldig en onvolledig was uitgevoerd.
Het architectenduo Holt en Bijvoet ontwierp het nieuwe theater. Eind 1962 begon de bouw, precies op de plek van de oude begraafplaats. De officiële opening vond plaats op 12 maart 1965 met de première van Het Zwanenmeer door het Nationale Ballet. Ook de Van Reekum Galerij, geïntegreerd in het gebouw, werd tegelijk geopend.

Orpheus kwam te staan waar ooit de ingang van de begraafplaats was — het lijkenhuisje en poortgebouw moesten hiervoor wijken.