
Apeldoorn bord
Als je door Apeldoorn loopt, denk je misschien niet na over waar die naam eigenlijk vandaan komt. Toch schuilt er achter deze eenvoudige naam een eeuwenoud verhaal dat teruggaat tot de vroege middeleeuwen — en zelfs tot de oudste wortels van onze taal, toen de voorouders van de Europese talen zich vanuit Azië naar Europa verspreidden.
De eerste keer dat de naam van onze stad opdook, was in het jaar 793. In oude documenten werd de plaats toen Apoldro genoemd. In de eeuwen daarna veranderde dat geleidelijk naar Appoldro, Apeldoren, en uiteindelijk naar het huidige Apeldoorn. Zulke veranderingen zijn normaal: net als de taal zelf zijn plaatsnamen altijd in beweging.
In diezelfde periode werd het gebied waarin Apeldoorn lag aangeduid als Felua — de middeleeuwse benaming voor wat wij nu de Veluwe noemen. Het was een bosrijke, dunbevolkte streek waar vooral Germaanse boeren leefden. De naam Felua is inmiddels in onbruik geraakt, maar komt in diverse oude geschriften voor.
Op het eerste gezicht lijkt het woord Apeldoorn simpel: een samenstelling van appel en doorn. Veel mensen denken dan automatisch aan een boom met scherpe takken vol appels. Maar om de echte betekenis te begrijpen, moeten we terug naar de wortels van onze taal.
Het eerste deel, “appel”, is inderdaad wat het lijkt: het verwijst naar een vrucht. Maar het tweede deel, “doorn”, betekent in dit geval géén stekel of prikker. Het woord doorn komt van een veel ouder woord uit de Indo-Germaanse taalfamilie: “dru”, dat “boom” betekent. Datzelfde oeroude woord is in het Engels bewaard gebleven als tree, in het Zweeds als tra, en in het Deens als trae — allemaal betekenissen van boom.
In het Oudnederlands werd dru uiteindelijk dor, doorn, tare, of tere, en werd het vaak als achtervoegsel gebruikt om een boomsoort aan te geven. Denk bijvoorbeeld aan esdoorn of meidoorn. Vroeger zei men zelfs appeltere in plaats van appelboom.
Als we die oude betekenissen combineren, dan betekent Apeldoorn eigenlijk “appelboom” of “plaats bij de appelboom”. De naam wijst dus waarschijnlijk op een plek waar appelbomen groeiden — iets wat in een tijd waarin dorpen vaak naar hun omgeving werden genoemd, helemaal niet vreemd is.