
Pand aan de 1e Wormenseweg 111
Gelegen op de hoek van de 1e Wormenseweg en de Patrijsweg in Apeldoorn staat een woning met een rijke geschiedenis. Het huis op nummer 111, werd in 1927 gebouwd in opdracht van kapper Wilhelmus Marinus van Praag. De architect was Dirk Jan Grutterink van de Arnhemseweg, en de bouwkosten bedroegen destijds ƒ 4500,-.
Van Praag runde al jarenlang een goedlopende kapperszaak aan de Kalverstraat 6, maar besloot een tweede pand te laten bouwen voor zijn zoon, die eveneens Wilhelmus Marinus heette. Hiermee werd in Apeldoorn een tweede filiaal geopend: Kapperszaak W.M. van Praag, gevestigd aan de 1e Wormenseweg 111. Het familiebedrijf groeide en sloeg zijn wortels stevig in de Apeldoornse samenleving.
Dat succes kwam echter niet vanzelf. In 1911 kreeg het gezin Van Praag te maken met grote financiële problemen. De inboedel werd bij een executieverkoop verkocht. Toch mocht de familie aan de Kalverstraat blijven wonen en wist vader Van Praag zijn werk als kapper voort te zetten. In de jaren die volgden herstelde hij zijn naam én inkomen. In 1922 werd hij zelfs vertegenwoordiger van de Haagsche Beleggings Bank, waarbij hij premie-obligaties verkocht — een bijverdienste die hem hielp om opnieuw financiële stabiliteit te bereiken.
In 1927 was het zover: hij liet het nieuwe pand bouwen voor zijn zoon. Die had het vak van zijn vader geleerd, samen met zijn broertjes, en opende vol trots zijn eigen kapsalon aan de 1e Wormenseweg. Niet lang daarna, op 19 maart 1928, trouwde hij met de Groningse Lucretia Meiring. De bruiloft was oorspronkelijk gepland op 12 maart, maar werd wegens omstandigheden met een week uitgesteld.

Ook Lucretia bleek een geboren ondernemer. In oktober 1928 opende zij in hetzelfde pand een tabakswinkel onder de naam “Sigarenmagazijn ’t Landhuisje”. De winkel groeide snel: er werd personeel aangenomen, waaronder leerjongens en een dienstmeid. Klanten kwamen er voor knipbeurten, rookwaren én toegangsbewijzen voor toneelvoorstellingen — die voor 30 cent verkocht werden. De winkel stond bekend om zijn kwaliteit tegen lage prijzen: zo verkocht Lucretia een Sweelincksigaar voor 6 cent, die volgens haar de kwaliteit van een 8-centsigaar had. Merken als Honori en Balzac-sigaren sierden de schappen.
De samenwerking binnen de familie was sterk. In 1933 werd de jongste zoon Reinier van Praag in de zaak opgenomen waardoor de kapperszaak aan de Kalverstraat door het leven ging als “W. M. van Praag en Zoom”. Een paar jaar later kocht Reinier zelf ook een pand aan de Stationsstraat 53, waar hij hier een derde filiaal opende! Heel Apeldoorn kende de kappers van Praag en vader en zonen bleven hecht samenwerken.

In 1938 nam de zaak deel aan een etalagewedstrijd. Van Praag’s bijdrage was creatief en ontroerend: een etalage gesplitst in “oud en nieuw”. Aan de ene kant modern rookgerei, aan de andere kant een nostalgische opstelling met ouderwetse pijpen en een zacht brandende petroleumlamp. Het beeld riep herinneringen op aan grootvaders in rookstoelen, aan rustige avonden bij lamplicht.
Toen de oorlog in mei 1940 uitbrak, veranderde het dagelijks leven drastisch. Toch bleef de kapperszaak aan de 1e Wormenseweg open — een opvallend feit in een tijd waarin veel Joodse ondernemers hun zaak verloren. Op 19 september 1940, nog geen vijf maanden na de Duitse inval, vierde het echtpaar Van Praag-Meiring hun 12½-jarig huwelijksjubileum. Een bescheiden advertentie, geplaatst door “enige dankbare klanten”, onderstreepte hun plek in de buurtgemeenschap.

In 1943 én zelfs nog in juni 1944 plaatste de familie personeelsadvertenties. Dit suggereert dat de kapsalon bleef draaien en dat er vraag bleef naar hun diensten. Dat was uitzonderlijk. De reden dat Willem van Praag zijn zaak kon voortzetten, ligt waarschijnlijk in zijn niet-volledig Joodse achtergrond: zijn moeder was niet-Joods en zijn vrouw evenmin. Volgens de bezettingswetten werd hij daardoor niet als “vol-Jood” aangemerkt, maar als zogeheten Mischling eerste graad. Personen in gemengde huwelijken of met gemengde afkomst werden soms (tijdelijk) vrijgesteld van deportatie.
Bovendien bleef in de oorlog de vraag naar kappers bestaan. Zelfs in tijden van bezetting zochten mensen houvast in het alledaagse. Een knipbeurt betekende meer dan verzorging — het was een stukje zelfrespect, een gesprek, een gevoel van normaliteit. Kappers ruilden soms hun werk voor voedsel of brandhout, en bleven doorwerken met wat ze hadden: oude scharen, zelfgemaakte lotions, hergebruikte handdoeken. Zo ook Van Praag, die dankzij een trouwe klantenkring — van buurtbewoners tot gezagsgetrouwe klanten — zijn zaak door de oorlog sleepte.
Na de bevrijding van Apeldoorn in april 1945 werd de vrijheid uitbundig gevierd. Aan de 1e Wormenseweg werd op 20 juni 1945 de kapperszaak officieel heropend — een teken dat de familie niet alleen had standgehouden, maar klaar was om opnieuw op te bouwen. En dat deden ze.

De kapsalon bleef in de decennia daarna een begrip in de wijk. Willem knipte nog tot op hoge leeftijd, met vaste hand en het vakmanschap dat hij van zijn vader had meegekregen.
Op 29 juli 1997 overleed Willem van Praag op 97-jarige leeftijd. Daarmee kwam een einde aan het leven van de eerste bewoner van dit markante pand. Nu, zoveel jaren later, is het pand nog altijd in gebruik. Nonna Pattimukaij woont er tegenwoordig, en runt vanuit huis haar eigen taxibedrijf.
