
Aan het eind van de negentiende eeuw was Apeldoorn volop in beweging. In de zomer van 1889 zette Jaap Buitenhuis, een jonge en ambitieuze timmerman, zijn eerste grote stap. Hij kocht een royaal hoekpand aan de Oosterlaan, toen nog met het oude huisnummer 122, wat eerder van de familie Zwijnenberg was. Op het achtererf timmerde hij eigenhandig zijn werkplaats in elkaar. In die tijd was het niet ongebruikelijk dat een vakman zijn ambacht combineerde met een flinke dosis ondernemerschap, maar Jaap stak er met zijn energie bovenuit. Naast timmeren en verbouwen handelde hij in huizen, knapte hij woningen op en verkocht hij ze weer met winst. Het was een leven van aanpakken, altijd in beweging.
Jarenlang woonde Jaap alleen in het pand. Maar in 1905 veranderde zijn leven voorgoed toen zijn grote liefde, Clasina Klomp, bij hem introk. Speciaal voor haar bouwde hij aan huis een wasserij met strijkinrichting, een gebaar dat veel zei over hun band. De liefde tussen de twee werd tastbaar in het huis, dat in die periode een nieuw nummer kreeg: 188, vanwege de aangepaste huisnummering in Apeldoorn. Zo begon Clasina haar eigen zaak en zorgde daarmee voor extra inkomen, iets wat zeker in die tijd belangrijk was. Jaap bleef ondertussen druk met zijn werk als aannemer, maar begon daarnaast ook melk te venten. Alles om samen het hoofd boven water te houden.
Toen Clasina zwanger raakte, moest er getrouwd worden. In die tijd lag er een enorme sociale druk op jonge stellen, zeker als er een kind op komst was. Op 29 april 1911 beloofden Jaap en Clasina elkaar trouw in Apeldoorn. Het geluk lachte het stel toe, al bestond het leven uit hard werken. Terwijl Jaap ’s ochtends met zijn melk de wijk introk, hoorde je het ritmische geluid van de strijkijzers in de wasserij. Op 23 februari 1912 werd hun zoon Gerrit geboren, tot grote vreugde van het jonge gezin. Hun kleine wereld was compleet.
Jaap bleef altijd uitkijken naar nieuwe kansen. Hij zag mogelijkheden in zijn grote huis en besloot in 1911 een drankvergunning aan te vragen voor de voorkamer. Toen burgemeester Willem Roosmale Nepveu toestemde, was Jaap ineens niet alleen melkboer, maar ook caféhouder. Steeds vaker kwamen buurtgenoten over de vloer, niet alleen voor melk of de was, maar ook voor een drankje en een praatje. De voorkamer werd een gelagkamer met een biljart, en het café kreeg de naam De Viersprong, een knipoog naar het kruispunt van wegen vlakbij. Jaap genoot zichtbaar van de levendigheid in huis, met klanten die kwamen en gingen.
Het bleek een gouden zet. Klanten brachten hun wasgoed, bleven hangen voor een borrel en zo verdienden Jaap en Clasina dubbel aan ieder bezoek. Het café groeide uit tot een warme ontmoetingsplek, niet alleen voor een drankje, maar zelfs als verzamelpunt voor kastanjes en eikels. Jaap spaarde ze voor de Vereniging van Nederlandse Eikelhandelaren. Alles wat iets opbracht, was welkom, want iedere gulden telde. Er was saamhorigheid, bedrijvigheid en plezier, ondanks de zorgen van het dagelijks bestaan.
Het leven in het grote huis was druk, maar het geluk was voelbaar. Zo werden er nog twee kinderen geboren, Neeltje en Jo. Alles veranderde toen Jaap in de jaren twintig een bod kreeg van bleker Gerrit Klappe. Klappe bood 750 gulden en zijn wasserij aan de Zaagmolenweg 26, een groot pand met fabriek. Jaap twijfelde, maar besloot te verkopen en vertrok met zijn gezin naar de Zaagmolenweg. Pas later voelde Jaap hoezeer hij zich had vergist. Klappe bleek geen echte ondernemer, liet spullen verdwijnen, bouwde schulden op en moest het café uiteindelijk verhuren aan Pieter de Jong. De Jong pakte het serieus aan, heropende op 24 november 1928 het vernieuwde Café-Billard De Viersprong, maar door Klappes faillissement raakte ook hij alles kwijt. Het pand kwam opnieuw op de veiling. Voor Jaap was het alsof een stuk van zijn verleden verloren dreigde te gaan.
Jaap probeerde ondertussen zijn draai te vinden in de visbranche. Mensen konden aan de Zaagmolenweg terecht voor verse, gerookte, gestoomde en gebakken vis. Met zijn viskraam op de markt kende iedereen Jaap. Maar toen hij hoorde dat zijn oude café weer op de veiling kwam, kon hij het niet loslaten. Zijn hart trok hem terug naar de plek waar het ooit allemaal begonnen was.
Op 1 oktober 1928 kocht Jaap voor 7600 gulden zijn pand aan de Oosterlaan terug. Vol energie stak hij het café in een modern jasje. Beneden kwam een ruime zaal waar gedanst kon worden, daarnaast een keuken en voorraadkelder. Boven waren er twee kamers en een zolder voor het gezin. Jaap schonk Hengelosche Bieren voor 10 cent per glas en hield de deuren open tot middernacht. Langzaam maar zeker vonden oude en nieuwe klanten hun weg naar de Oosterlaan, en de warmte keerde terug in het café. Het pand aan de Zaagmolenweg verhuurde hij, waarna hij met zijn gezin weer aan de Oosterlaan kwam te wonen. De cirkel was rond.
Naast het café bleef Jaap vis verkopen op de markt. Hij werd een vertrouwd gezicht in Apeldoorn, iemand die iedereen kende en groette. Dat leverde hem veel goodwill op, ook voor zijn café. Uiteindelijk werd hij zelfs voorzitter van de Apeldoornse Bond van Kleinhandelaren in het visbedrijf. Jaap was geliefd bij iedereen, om zijn harde werken en hartelijkheid. Maar het leven liet zich niet regisseren.
Op 22 maart 1937 sloeg het noodlot toe. Tijdens de maandagse weekmarkt, terwijl Jaap achter zijn viskraam stond, werd hij plotseling onwel. Het was 11:45 uur. Omstanders schoten te hulp, maar het mocht niet baten. Jaap werd getroffen door hartverlamming en overleed, nog maar vijftig jaar oud.
Thuis werd hij opgebaard, in het huis waar zoveel herinneringen lagen. Zijn vrouw Clasina bleef achter met haar drie kinderen: Gerrit, Nel en Jo. Op donderdag 25 maart 1937 namen zij in alle stilte afscheid van Jaap, die om 13.00 uur werd begraven. Het verdriet was groot.
Na zijn dood bleek dat er nog schulden openstonden. Het verlies van Jaap was nog vers, toen Clasina gedwongen werd de panden aan de Oosterlaan en de Zaagmolenweg te verkopen. Opnieuw ging het café naar de veiling, deze keer voor een inzet van 2700 gulden. Clasina verhuisde naar de Hofstraat 51. Jan Beelen, een opperman, werd de nieuwe eigenaar van het pand aan de Oosterlaan 56.