
Aaltje ten Caten, die door iedereen Alie werd genoemd, werd geboren op 8 juni 1942 aan de Tweede Wormenseweg 68 in Apeldoorn. Ze was de dochter van Jacobus ten Caten en Reiniera Gerredina Grefhorst en groeide op in een gezin met vooral jongens. Haar vader was venter in kruidenierswaren. In de oorlog betekende dat vroeg opstaan om met een handkar door de straten en langs de deuren te trekken, terwijl de schaarste groot was en veel producten alleen op de bon te krijgen waren. Als venter kende hij bijna elk gezin in de buurt. Soms kwam hij thuis met verhalen over lege schappen en lange rijen bij de distributie. De oorlog drukte zwaar op het gezin; toch probeerde haar vader het beste te maken van elke dag.
Na de oorlog vond haar vader werk bij de Nederlandse Spoorwegen. Het leven thuis was druk en soms chaotisch, met zes kinderen en weinig ruimte voor rust of privacy. Alie voelde zich als meisje tussen de jongens niet altijd op haar gemak. In haar jeugd werd ze seksueel belaagd, iets wat haar leven diep heeft beïnvloed. Daardoor ontwikkelde ze een groot wantrouwen tegenover mannen, behalve bij de altijd rustige Jaap Plant, met wie ze een tijdlang hoopte gelukkig te worden. De familie Plant woonde aan de Eerbeekseweg, Alie kende hem van de buurt. Maar het verdriet uit haar jeugd stond steeds tussen hen in en maakte het onmogelijk om samen een toekomst op te bouwen.
Toen Alie tweeëntwintig was, op 8 juni 1964, koos ze ervoor om het klooster in te gaan. Ze trad toe tot Abdij Koningsoord in Arnhem, waar ze haar roeping als zuster vond. Het kloosterleven kende een strak ritme. De dag begon vroeg, vaak al rond vijf uur, met gebed en stilte in de kapel. Daarna volgden gezamenlijke maaltijden, waarin nauwelijks werd gesproken, en werkte iedereen mee in de huishouding of aan verschillende taken buiten het klooster. Alie hielp soms in de tuin, maar werd vooral ingezet voor boodschappen en klusjes in de stad, waarvoor ze vaak haar brommertje pakte.
In het klooster droeg Alie eenvoudige, grijze of zwarte kleding, meestal een lang habijt met een sluier over het haar, zoals dat bij de zusters hoorde. Bij speciale gelegenheden droegen ze een witte sluier of een schone, vers gestreken habijt. Alie hield van de vaste regels, de rust en de saamhorigheid. Ze stond bekend als streng en serieus. Ze leefde vanuit haar geloof en zag het leven op aarde vooral als voorbereiding op het paradijs. De zusters bidden samen op vaste tijden, werkten in stilte en voerden huishoudelijke taken uit, van schoonmaken tot koken en naaien. Vrije tijd was er nauwelijks, behalve op zondagmiddag. Alles stond in het teken van het geloof en van dienstbaarheid aan anderen.
Het leven van Alie veranderde door een ernstig ongeluk. Tijdens een rit op haar brommer kreeg ze een herseninfarct, viel en kwam ze onder een bus terecht. Ze belandde in coma. Toen ze weer wakker werd, was haar motoriek lichtelijk aangetast. Ze kon zich nog wel bewegen en praten, maar haar karakter was niet meer hetzelfde. De serieuze Alie veranderde in een kinderlijke, soms dwarse vrouw. Tijdens haar revalidatie werd dat steeds duidelijker. In het klooster konden de andere zusters moeilijk omgaan met haar nieuwe gedrag. Als ze haar zin niet kreeg, stak ze stiekem haar tong uit of maakte ze rare opmerkingen. Uiteindelijk moest Alie het klooster verlaten.
Terug in Apeldoorn kreeg Alie, met hulp van Verian, een bovenwoning aan de Kalverstraat. Het was zwaar om haar oude leven los te laten, maar ze vond rust in tekenen. Elke dag maakte ze nieuwe tekeningen en verzamelde ze alles wat haar boeide. In huis lagen overal stapels papier en tekeningen.
Alie werd een opvallende verschijning in de binnenstad van Apeldoorn. Met haar rollator liep ze dagelijks haar ronde, via de Action en door de Hofstraat. Vaak was ze te vinden bij de kopieermachine van Albert Heijn, waar ze niet alleen tekeningen kopieerde, maar regelmatig haar hoofd onder de klep stak. Dat leverde vaak gelach op, maar het personeel was er minder blij mee. Alie liet haar tekeningen graag zien aan voorbijgangers, en riep toen: “Kijk eens. Mooi, hè?”. Toen ze haar kunstgebit onder de kopieermachine legde, kwamen medewerkers van de Albert Heijn naar haar toe en kreeg ze een winkelverbod. Uit protest liet ze haar katheter leeglopen op de fietsen bij de winkel.
Bij de Action voelde ze zich meer welkom. Ze kende het winkelpersoneel bij naam en de meeste winkeliers lieten haar met rust. Alie voelde zich vooral thuis bij de daklozen van de stad. Met hen kon ze goed opschieten en ze bewonderde hun onafhankelijkheid. Ze was aanwezig op de begrafenis van Kratte Harry, waar ze het maanden later nog over had. Op de parkeerplaats van de Action stonden grote afvalcontainers, glasbakken en papierbakken. Dit laatste was interessant voor Alie. Soms zat ze met haar halve lichaam in de papierbak om nieuwe aanwinsten eruit te vissen. Het papier legde ze op haar rollator en ze bracht het mee naar huis.
Alie voelde zich vaak buitengesloten, vooral na haar vertrek uit het klooster en het winkelverbod bij de Albert Heijn. Toch vond ze een fijne plek bij bloemenwinkel De Bloemenhoek in het overdekte winkelcentrum aan de Hofstraat. De bloemisten hadden stoeltjes, een tafeltje en een koffiezetapparaat neergezet voor de oudere buurtbewoners. Alie voelde zich er thuis. Als ze zich aan de regels hield, mocht ze blijven tekenen en grappen maken met klanten. Ze kreeg er regelmatig een kopje koffie of iets lekkers. De snoeppot op de toonbank stond er niet veilig. Alie stak meerdere keren per dag haar hele hand erin, graaide zoveel mogelijk snoepjes bij elkaar en stopte het in haar jurk.
Op haar zeventigste verjaardag, 8 juni 2012, keek ze verbaasd terug op haar leven. Ze had nooit gedacht dat ze zo oud zou worden en sprak over haar wens om te sterven. Toch kon ze opbloeien als iemand haar aandacht gaf of iets voor haar tekende. Alie droeg soms haar schoenen verkeerd om, liep soms dagen in dezelfde kleren en had een moeizame band met haar begeleider van Verian. Ze trok zich alleen iets aan van de bloemisten van de Bloemenhoek. Als ze zeiden dat ze schone kleren aan moest doen, kwam ze de volgende dag gedoucht en in schone kleren de hal binnenlopen. Ook ging ze ooit op aanraden van de bloemist naar de kapper. Eén keer liet ze de bloemist zelfs haar woning binnen, waar de stapels papier door de hele woning lagen. Overal zag je, zeker een halve meter hoog, papier. Alie had een smal pad lopen, zodat ze nog wel overal bij kon, maar de stapels papieren lagen zelfs op bed, op het aanrecht en zelfs op de wc. Alie schaamde zich ervoor, maar kon er ook geen afstand van doen.
De Bloemenhoek werd haar vaste plek, tot de winkel in de zomer van 2014 werd verkocht. De bedoeling was dat de bloemenwinkel wegens vakantie twee weken dichtging. Maar tijdens het afbreken van de bloementent deed een voorbijganger plotseling een bod op de winkel. Alie zag de onderhandelingen met lederen ogen aan en liep uiteindelijk weg. De volgende dag kreeg ze te horen dat de zaak werd verkocht. Alie hield zich groot, maar was zichtbaar geëmotioneerd.
Het werd nog erger toen bleek dat de nieuwe eigenaar niks van Alie wilde weten. Dat kwam hard aan, waarna Alie weer dagelijks in de stad te vinden was.
Een paar jaar later kreeg Alie na een controle te horen dat ze ziek was. Ze bleek kanker te hebben. De ziekte was uitgezaaid en er was geen behandeling meer mogelijk. Ze verdween uit het straatbeeld en bracht haar laatste maanden door in Hospice de Spreng in Beekbergen. Op 31 maart 2017 overleed ze daar op 74-jarige leeftijd.
Alie werd op 5 april 2017 begraven op begraafplaats Heidehof, in een algemeen graf bij twee onbekende mannen. Ze had tot het laatst gehoopt bij het klooster te worden begraven, maar dat mocht niet zo zijn.