
Dinsdag 16 maart 1920 begon als een frisse, maar rustige dag op het platteland bij Apeldoorn. Overdag was het rond de negen graden, de zon brak af en toe door, maar tegen de avond viel de duisternis snel in en buiten viel de voorjaarskou voelbaar over de boerderijen en akkers.
Aan de Deventerweg 14, vlak bij het landgoed Hohenheim, stond de boerderij van Dirk Kikkert en zijn vrouw Cornelia Bruin. Beiden waren van Texelse afkomst. Ze hadden elkaar pas op latere leeftijd gevonden, trouwden in 1902 op Texel en bouwden hun leven samen op in Apeldoorn. Cornelia was bij het huwelijk al 44 jaar, Dirk 36. Ze kregen geen kinderen, maar maakten er samen het beste van. Hun leven bestond uit hard werken: Dirk hield zich bezig met veehandel, landbouw en vooral met Texelse schapen, waar ze bekend om stonden in de omgeving. Cornelia runde het huishouden, hielp op het land en stond bekend als een rustige, vriendelijke vrouw.
De boerderij stond midden tussen de akkers. Het was een degelijke boerderij, omringd door schuren, een kleine boomgaard en weitjes waar het vee liep. Binnen rook het altijd een beetje naar houtvuur en mest, buiten hoorde je het zachte geloei van koeien en het geblaat van schapen. Het leven was eenvoudig, de inkomsten bescheiden, maar het gaf voldoening.
Aan de andere kant van Apeldoorn, aan de Holthuizerweg 102, woonde het gezin Scheffer. Vader Pieter Scheffer was arbeider, moeder Neeltje Vonkenberg zorgde voor het huishouden. Het gezin was groot, maar getekend door verdriet: van de tien kinderen overleefden er slechts vijf. Een halfzus uit vaders eerdere huwelijk woonde ook in huis. Het gezin was arm, moest iedere cent omdraaien, en de kinderen werden al jong geacht hun steentje bij te dragen.
Piet Scheffer, geboren op 2 juli 1902, was de op een na oudste zoon. Hij was anders dan zijn broers en zussen: moeilijk opvoedbaar, vaak opstandig en soms ongrijpbaar in zijn gedrag. Al jong liep hij weg, spijbelde van school en had regelmatig conflicten thuis. Hij kwam uiteindelijk in het Doorgangshuis in Hoenderloo terecht, een instelling voor jongens met gedragsproblemen. Daar bleef hij niet lang; het lukte hem niet zich aan te passen, en zijn gedrag werd soms zelfs verward genoemd. Hij fantaseerde over reizen en avontuur, was gefascineerd door spannende verhalen en bioscoopfilms, en droomde van een ander leven.
Hij was in afwachting tot hij werd opgeroepen voor het leger. Piet was namelijk al goedgekeurd voor dienst in het Indische leger en hoopte op een toekomst vol avontuur ver weg van het benauwde armoedige bestaan. Maar de oproep liet op zich wachten. Dagen werden weken, en in die periode groeide zijn onrust. Het wachten viel hem zwaar. Hij raakte steeds meer verstrikt in zijn eigen gedachten, voelde de druk van de armoede thuis en de uitzichtloosheid die hem benauwde.
Op dinsdagavond 16 maart 1920 liep Piet, nerveus en vastbesloten, door de kille avond naar de boerderij van Kikkert. In zijn hoofd had hij zijn plan al meerdere keren doorgenomen. De familie Kikkert was voor hem een makkelijk doelwit: het echtpaar had geen kinderen en Cornelia was vaak alleen thuis wanneer Dirk voor zaken weg was. Piet hoefde alleen te wachten tot Dirk het erf had verlaten, zodat hij zeker wist dat Cornelia weer alleen in de boerderij was.
Toen hij het huis bereikte, deed hij zich voor als iemand die eieren wilde kopen. Cornelia liet hem binnen, zoals ze wel vaker deed bij bekenden uit de buurt. Piet wist dat ze zachtaardig en behulpzaam was en verwachtte geen weerstand. Terwijl zij zich bukte om eieren uit de kast te halen, trok Piet zijn revolver en schoot haar in het achterhoofd. Haar dood was vrijwel onmiddellijk.
Op dat moment overviel de stilte hem. Even was er alleen het geluid van zijn eigen ademhaling in de keuken. Piet raakte niet in paniek, maar ging meteen zijn gang: hij doorzocht kasten en laden, op zoek naar geld en waardevolle spullen. Veel vond hij niet, slechts een paar portemonnees en wat losgeld. De boerderij van de Kikkerts straalde eenvoud en soberheid uit, hier was geen grote buit te halen.
Plots hoorde Piet buiten stappen op het grindpad. Dirk keerde eerder terug dan hij had verwacht. In een fractie van een seconde veranderde de situatie. Piet probeerde te vluchten, maar kwam Dirk in de gang tegen. Er ontstond een korte, chaotische worsteling. Piet schoot nog een keer en raakte Dirk aan de kin. Ondanks zijn verwonding wist Dirk zich los te worstelen. Piet rukte zich los, schoot twee keer en vluchtte het huis uit, rende in het donker over het erf en verdween in de bossen achter de boerderij.
Dirk, gewond en bebloed, wist zijn buren te bereiken en sloeg daar alarm. De politie was snel ter plaatse en stelde een onderzoek in. Diezelfde nacht werd Piet thuis aan de Holthuizerweg opgepakt. Het wapen en het gestolen geld werden teruggevonden in een oud putje achter het huis. Tijdens zijn verhoor bekende Piet direct.
De moord op Cornelia Kikkert bracht een schokgolf teweeg in Apeldoorn en de omliggende dorpen. Het drama werd besproken in de dorpsstraat, op de markt en zelfs op de boerderijen in de wijde omgeving. De nuchtere, hardwerkende Cornelia was plotseling, op brute wijze, uit het leven gerukt door een jongen uit de streek die gevangen zat in armoede.
De moord schokte Apeldoorn en omstreken. Het was het gesprek van de dag: de stille, harde werkers Cornelia en Dirk, en daar tegenover de ontspoorde, jonge dader uit een arm gezin. De begrafenis van Cornelia trok veel belangstellenden. Dirk kon emotioneel gezien niet meer in zijn boerderij blijven, het verdriet en de herinneringen waren te groot. Al het vee, de machines, zelfs het huisraad werden geveild. Uiteindelijk vertrok hij naar Beverwijk, waar hij in 1941 overleed.
Voor Piet volgde een proces vol commotie. Zijn moeilijke jeugd, de armoede thuis, en zijn geestelijke gesteldheid kwamen uitvoerig aan bod. Hij werd aanvankelijk tot levenslang veroordeeld, maar later bleek uit psychiatrisch onderzoek dat hij ontoerekeningsvatbaar was. Hij werd overgebracht naar het krankzinnigengesticht Groot Graffel in Warnsveld.
Ook daar bleef hij onrustig: in 1923 ontsnapte hij kort, maar hij werd snel weer opgepakt. Uiteindelijk werd hij vrijgelaten en kwam hij in Renkum te wonen. Daar overleed hij op 7 juni 1977 op 74-jarige leeftijd.