
In het Apeldoorn van de 19e eeuw was het leven hard. Kleine irritaties en vetes konden jarenlang doorsudderen. Gerrit Jurriens, dagloner, leefde net als Willem Gerritsen in de marge van de samenleving. Gerritsen verbleef aan de Nieuwe Enk 190 als ‘bestedeling’ bij tuinman Egbert Kiesbrink. Bestedelingen waren armlastigen, die bij anderen inwoonden tegen werk voor kost en inwoning. Jurriens en Gerritsen hadden in het verleden al geregeld onenigheid. De precieze aanleiding voor hun conflict is niet meer te achterhalen, maar de berichten maken duidelijk dat Jurriens een “kwaad hart” jegens Gerritsen had.
De moord op Nieuwjaarsdag
Op 1 januari 1885 werd Gerritsen door zijn kostbaas Kiesbrink op pad gestuurd om een boodschap te doen bij schilder Hendrik Combée aan de Nieuwe Enk 199. Rond dezelfde tijd liep Jurriens (ook wonende aan de Nieuwe Enk), zichtbaar opgewonden en scheldend, voorbij het huis van Kiesbrink, in de richting waar Gerritsen heen was gegaan. Meerdere getuigen zagen hem vloekend langs het Koningsspoor lopen. Niet veel later hoorden getuigen Kiesbrink, Albert Rouwenhorst en Gijsbert Methorst een felle schreeuw: “Nou heb ik jou toch!”, gevolgd door een doffe, zware klap.
Toen de getuigen op het geluid afkwamen, zagen ze een man met een schop in de hand wegvluchten, dwars door de struiken en over het bouwland. Gerritsen werd zwaargewond aangetroffen. Hij had een diepe wond aan zijn hoofd, veroorzaakt door een schop. De bloedende Gerritsen werd naar huis gebracht. Bij burgemeester Van Hasselt, die naar het kosthuis werd geroepen, wist hij uit te brengen dat het “Gerrit Jurriens” was die hem had geslagen.
De volgende ochtend, op 2 januari 1885, overleed Gerritsen aan zijn verwondingen. Een lijkschouwing wees uit dat zijn schedel volledig was doorboord en dat hersenvlies en hersenschors waren geraakt. De verwonding werd direct als doodsoorzaak aangemerkt.

Het politieonderzoek
De politie stelde direct een onderzoek in. In de sneeuw werden duidelijke voetstappen gevonden die van de plaats van het misdrijf in de richting van het huis van Jurriens liepen. De laarzen van Jurriens pasten precies in deze sporen, wat zijn aanwezigheid ter plaatse bevestigde. Bovendien verklaarden getuigen dat Jurriens op de dag van de moord was gezien met een schop onder zijn arm. Later op de avond bekende Jurriens tegenover de weduwe Peters dat hij een “ongelukkige klap” had uitgedeeld en de schop ergens bij een woning had achtergelaten.
Het proces: van Arnhem naar Amsterdam
De rechtszaak tegen Jurriens kreeg veel aandacht. Het proces begon bij het Gerechtshof in Arnhem. De aanklacht luidde moedwillige doodslag. Tijdens de zitting ontkende Jurriens alles, ondanks de vele belastende verklaringen en bewijsmiddelen. Getuigenissen van buren, de verklaring van het slachtoffer en de sporen in de sneeuw vormden het fundament van de zaak. De advocaat-generaal eiste 15 jaar tuchthuisstraf, het Hof veroordeelde Jurriens op 2 april 1885 tot 12 jaar tuchthuisstraf.
Jurriens ging in cassatie. De Hoge Raad vernietigde het Arnhemse vonnis, omdat de rechtbank zich mede had gebaseerd op een niet-beëdigde verklaring van het slachtoffer, die inmiddels was overleden. De zaak werd overgedaan bij het gerechtshof in Amsterdam. Hier werden opnieuw getuigen gehoord, waaronder enkele die nog niet eerder waren gehoord. De aanklager hield vast aan 12 jaar tuchthuisstraf. Jurriens’ advocaat, mr. Th. Heemskerk, voerde uitgebreid het woord, probeerde de getuigenverklaringen te ontkrachten en pleitte voor vrijspraak. Uiteindelijk werd Jurriens op 26 september 1885 alsnog schuldig bevonden aan moedwillige doodslag, maar nu tot 10 jaar tuchthuisstraf veroordeeld.
Weer volgde een cassatie, maar op 7 januari 1886 verwierp de Hoge Raad het beroep. Daarmee was het vonnis definitief.
Het leven in een tuchthuis
Nadat Gerrit Jurriens definitief was veroordeeld, werd hij overgebracht naar de Bijzondere Strafgevangenis te Leeuwarden. Het gebouw was in die tijd één van de modernere penitentiaire inrichtingen van Nederland, maar naar huidige maatstaven was het er streng en troosteloos. Buiten het hoofdgebouw bevonden zich wat kleine tuinen waar de gevangenen af en toe in groepsverband mochten werken, maar de meeste tijd verbleven ze in hun cel of op de werkzaal.
Het leven in de gevangenis verliep volgens een strak regime. Iedere dag begon vroeg, vaak nog voor zonsopkomst. Jurriens deelde zijn dag met tientallen, soms honderden andere mannen, elk met hun eigen verhalen en misdaden. Ze sliepen op harde britsen in kleine cellen met een raam zo hoog dat je alleen lucht en soms een streepje zonlicht kon zien.
Om zes uur klonk het eerste belsignaal. Daarna volgde het ontbijt: meestal wat oud brood, water of slappe koffie. Overdag moesten de meeste gevangenen werken. Jurriens werd als reiniger ingezet. Dit betekende dat hij verantwoordelijk was voor het schoonhouden van de gangen, toiletten, werkzalen en soms ook de cellen van andere gevangenen. Het was geen gewaardeerde taak, maar het stelde hem wel in staat om zich enigszins nuttig te voelen.
Op werkdagen werd er hard gewerkt in de werkzaal: touwpluizen, zakken naaien of het vegen van binnenplaatsen. Alles ging onder streng toezicht van bewaarders. Wie zijn werk goed deed, kon rekenen op kleine gunsten zoals een extra stuk brood of een lichter werkrooster.
Het regime was streng. Praten was verboden tijdens het werk en op de gang. Overtredingen werden direct bestraft, soms met afzondering in een donkere cel, soms met het inhouden van rantsoenen. Het eten was karig en eentonig, vaak waterige soep, aardappelschillen, bonen of roggebrood. Toch werd er onderling stiekem gesproken en ontstond er soms kameraadschap tussen de gevangenen, vooral bij degenen die lange straffen uitzaten. Jurriens hield zich meestal op de achtergrond, viel op door goed gedrag en bleef uit de problemen. Zo wist hij vijf maanden strafvermindering te verdienen, wat uitzonderlijk was in die tijd.

De schaamte
Contact met zijn vrouw, Helena, was er nauwelijks. Zij bleef achter in Apeldoorn, waar zij aan de Nieuwe Enk woonde. Uit schaamte voor de schande die over het gezin was gekomen, gaf zij zich in het dagelijks leven uit als weduwe. Voor buren en kennissen was Gerrit ‘verdwenen’. Er werd nauwelijks over hem gesproken. De vrouw van Jurriens droeg de last van het verleden en probeerde zichzelf en haar kinderen te beschermen tegen roddel en afwijzing. Het contact met haar man was minimaal, hooguit een enkele brief per jaar.
Het leven na de gevangenis
Na zijn vrijlating keerde Jurriens terug naar Apeldoorn, waar hij weer bij zijn vrouw aan de Nieuwe Enk kwam te wonen. De overgang naar het gewone leven was niet vanzelfsprekend, maar Jurriens slaagde erin zijn leven weer op te pakken. In de wijk waar hij woonde, wisten de mensen wat er gebeurd was, maar er werd nauwelijks meer over gesproken. Openlijke confrontaties werden vermeden en het verleden bleef vooral een onderwerp waar men niet te veel woorden aan vuil wilde maken. Het leven ging door; de nieuwsgierigheid en het geroddel van het begin maakten na verloop van tijd plaats voor een stille acceptatie.
Om in zijn onderhoud te voorzien, werkte Jurriens als lompenkoopman. Met een eenvoudige handkar trok hij door de straten van Apeldoorn en de omliggende dorpen, op zoek naar oude kleren, vodden, metalen en andere spullen die hij kon verkopen aan opkopers. Het was zwaar werk, maar hij was weer actief en zichtbaar in het straatbeeld. Op marktdagen groette men hem met een kort knikje; op straat werd hij herkend, maar nooit direct aangesproken op zijn verleden. Het leven was nog steeds armoedig, maar Jurriens wist zich, ondanks zijn leeftijd en reputatie, staande te houden.

Kort nadat Gerrit was teruggekeerd, werd zijn vrouw Helena ernstig ziek. Haar gezondheid ging snel achteruit, waardoor het huishouden steeds kwetsbaarder werd. In 1896 overleed Helena, waardoor Jurriens opnieuw alleen kwam te staan. Hij bleef wonen aan de Nieuwe Enk en zette zijn werk als lompenkoopman voort. Met de jaren werd hij iets stiller en teruggetrokkener, maar hij bleef onderdeel van het dagelijkse leven in de buurt. Mensen keken niet meer om naar het verleden; het was een afgesloten hoofdstuk, en wie hem tegenkwam, zag vooral een oude man die zijn plek in de samenleving had hervonden.
Jurriens bereikte uiteindelijk de leeftijd van 74 jaar. Hij overleed op 27 juli 1911 in Apeldoorn. Met zijn dood verdween een markant, maar ooit verguisd figuur uit het straatbeeld.