
In de herfst van 1962 was het duidelijk dat de gezondheid van prinses Wilhelmina achteruitging. Al jaren leefde ze teruggetrokken op Paleis Het Loo, waar ze een eenvoudig en vroom bestaan leidde. Ondanks haar hoge leeftijd bleef Wilhelmina tot het laatst toe geïnteresseerd in het nieuws uit het land, maar haar krachten namen zienderogen af. In de weken voor haar overlijden kreeg ze last van een hartaandoening. Hoewel haar artsen aanvankelijk spraken van een “lichte achteruitgang” en er geen reden leek tot onmiddellijke ongerustheid, werd haar toestand snel ernstiger.
Op de avond van 27 november 1962 was haar dochter, koningin Juliana, bij haar. De volgende ochtend, in alle vroegte, overleed Wilhelmina in haar slaap in haar vertrouwde paleis. Zij was 82 jaar oud. Kort na haar overlijden werd de rest van de koninklijke familie op de hoogte gebracht. Prins Bernhard en de prinsessen Margriet en Marijke reisden direct naar Apeldoorn. Prinses Beatrix, op dat moment in Azië, vloog meteen terug naar Nederland. Prinses Irene was in Engeland en werd diezelfde middag op Schiphol verwacht.
De stilte in Apeldoorn
Het nieuws van Wilhelmina’s overlijden verspreidde zich snel door Apeldoorn. Vele inwoners hoorden het nieuws ’s ochtends vroeg op de radio. Op en rond het paleis werd het plotseling stil. De vlaggen gingen halfstok. Buiten verzamelden zich kleine groepjes mensen bij de oprijlaan. In het centrum vroegen mensen zich verbaasd af waarom de vlaggen halfstok hingen. Toen het nieuws doordrong, was de verslagenheid groot. Voor veel Apeldoorners voelde het alsof een geliefd familielid was overleden. Wilhelmina had altijd een speciale band met het paleis, de stad en de mensen op de Veluwe gehad.
Er kwamen geen massale bijeenkomsten in Apeldoorn, maar overal was respect en ingetogen rouw te zien. In de dagen na haar dood konden mensen zich inschrijven in condoleanceregisters die in Paleis Het Loo lagen. Duizenden Apeldoorners en mensen uit heel Nederland kwamen langs om een laatste eer te bewijzen.
Opbaring en voorbereidingen voor de uitvaart
Na haar overlijden werd het lichaam van Wilhelmina opgebaard in de hofkapel van Paleis Het Loo. Op de witte kist lagen de Nederlandse vlag en een open Bijbel. Personeel van het paleis, waaronder de houthakkers uit de omgeving die Wilhelmina zo waardeerde, vormden een erewacht. Op 1 en 3 december trok een stroom van mensen langs haar baar. Buiten in de kou wachtten mensen geduldig om afscheid te kunnen nemen. Voor veel bezoekers was het een bijzonder moment; ze namen afscheid van een vrouw die het land jarenlang had geleid door moeilijke tijden.

Op 4 december werd haar lichaam met een witte rouwauto – een Austin Princess – overgebracht van Apeldoorn naar Den Haag, naar Paleis Lange Voorhout. Hier werd de kist opnieuw opgebaard, omringd door alleen witte bloemen, zoals Wilhelmina het zelf gewenst had.
De uitvaart in het wit
Op zaterdag 8 december 1962 vond de uitvaart plaats. Wilhelmina had in haar testament vastgelegd dat haar uitvaart sober moest zijn, zonder koninklijke pracht en praal, en dat alles in het wit moest gebeuren. In de vroege ochtend werd haar kist, gedragen door houthakkers, vanuit Paleis Het Loo in een witte lijkkoets geplaatst. Ook de paarden waren in wit linnen gestoken en de kist was bedekt met een wit doek. Langs de route naar Delft stonden duizenden mensen in stilte te kijken. Duizenden militairen vormden een erehaag, in gewoon uniform, zonder ceremonieel vertoon.

De rouwstoet reed naar de Nieuwe Kerk in Delft, waar de familieleden en hoogwaardigheidsbekleders uit binnen- en buitenland aanwezig waren. In de kerk lag op de kist een open Bijbel, geslagen op Johannes 17, zoals zij het had gevraagd. Tijdens de dienst werden liederen gezongen die Wilhelmina zelf had uitgekozen. Er werd gezongen in het Nederlands en in het Frans, een verwijzing naar haar internationale blik en haar familiegeschiedenis.
Onder de aanwezigen waren leden van vrijwel alle Europese koningshuizen, Nederlandse regeringsleden en vertegenwoordigers van het verzet. Na de dienst werd Wilhelmina bijgezet in de grafkelder van de Oranjes in de Nieuwe Kerk, naast haar echtgenoot prins Hendrik en andere leden van het koningshuis.