
In het Apeldoorn van de jaren twintig, waar het dorp zich langzaam maar zeker begon te moderniseren, arriveerden twee broers die het lokale vervoerlandschap blijvend zouden veranderen: Isaäc en Hartog Robart. Twee Joodse broers uit Amsterdam, die na een verblijf in Engeland terugkeerden en zich in Apeldoorn vestigden. De ene was accountant, de ander autohandelaar, maar samen deelden ze een droom: een betrouwbare busverbinding tussen Apeldoorn en Arnhem, én een degelijke stadsdienst voor hun nieuwe woonplaats.
De oprichting van de A.A.A.
In 1925 begonnen ze bescheiden, met een particuliere dienst tussen Apeldoorn en Arnhem. Maar al snel groeide hun initiatief uit tot een volwaardig bedrijf: de Apeldoornsch-Arnhemsche Autobusdienst, kortweg A.A.A. Waar anderen nog twijfelden aan de toekomst van busvervoer, liepen de broers Robart vooruit. Ze schaften luxe autobussen aan met gordijntjes, verstelbare ramen, comfortabele banken en verwarming. Hun dienst reed stipt op tijd, de chauffeurs waren verzorgd gekleed en de voertuigen werden keurig schoongehouden.

Een hoogtepunt volgde in 1935. Tien nieuwe bussen werden in gebruik genomen voor de stadsdienst. Op het Stationsplein stonden ze opgesteld met vlaggetjes en bloemen, terwijl de burgemeester in vol ornaat een toespraak hield. In slechts tien jaar hadden de broers Robart zich opgewerkt tot gerespecteerde vervoerspioniers in de regio.

Een gezin op de Bosweg
Op 3 oktober 1935 verhuisde Isaäc Robart met zijn gezin naar een statige woning aan de Bosweg 12. Het pand had een bijzondere voorgeschiedenis. Vanaf 1920 had het dienstgedaan als pension, gerund door Carolina Harders en haar dochter Anna Groes. Haar schoonzoon, Daniël Honing, was directeur van de Textiel Industrie Maatschappij Apeldoorn (TIMA). Na hun overlijden werd het huis verkocht aan Bastiaan Baris, die het op zijn beurt verhuurde aan Isaäc.
In de woning heerste een warme, culturele sfeer. Isaäc woonde er met zijn Engelse vrouw Phyllis Olivia Ursula Reeves en hun vijf kinderen. In de woonkamer stond een vleugel, er werd muziek gemaakt, en het geluid van motoren werd afgewisseld met dat van Mozart. Na het overlijden van Phyllis in 1939 hertrouwde Isaäc met de niet-Joodse Maartje Reumer. Die relatie zou later cruciaal blijken voor zijn overleving.


De oorlog klopt aan de deur
Met de bezetting kwam de klap. In 1941 werd de A.A.A. door de Duitsers overgenomen. De broers Robart verloren hun levenswerk. In augustus 1942 stond NSB’er Sytze Brusse op de stoep van Bosweg 12, samen met andere collaborateurs. Met een vorderingsbevel van de Ortskommandant in de hand werd het huis geplunderd. Negen Apeldoornse woningen moesten leeggehaald worden, waaronder twee van Joodse families. Isaäc Robart was één van hen.
Het volledige woonkamermeubilair werd afgevoerd naar Huize Berghorst. De volgende dag keerde Brusse terug met twintig Duitsers. De vleugel, het pronkstuk van het huis, werd ingeladen en overgebracht naar Hotel de Keizerskroon. Hartog, inmiddels inwonend bij zijn broer, had eerder de meubels omgewisseld voor oude exemplaren, uit voorzorg. Toen Brusse dit ontdekte, schreeuwde hij dreigend:
“Ik zal de Sicherheitsdienst hiermee in kennis stellen en zal zorgen dat jij één van de eersten bent die naar Polen wordt weggevoerd!”
Het liep anders. Dankzij het gemengde huwelijk van Isaäc bleef hij gevrijwaard van deportatie. De broers Robart overleefden de oorlog. Hun buren en vrienden hadden minder geluk.

Van chocolade tot herstel
Tijdens de oorlog kreeg het huis nieuwe bewoners. In de zomer van 1943 trok Hendrik Nicolaas de Vries erin, medeoprichter van Paramount Chocolade en Suikerwerken, het latere VENZ – bekend van de hagelslag. De firma werd op het adres geregistreerd, en De Vries zelf betrok het pand in september 1944.
Na de bevrijding, in september 1946, kregen de Robarts hun woning terug. De piano was bekrast, het huis beschadigd. Maar de oorlogsschade zat dieper dan het tastbare verlies. Toch probeerden ze opnieuw te beginnen.
Een laatste hoofdstuk
De schade van de oorlog was niet alleen materieel. Familieleden, vrienden, kapitaal en hun bedrijf waren verloren. Hartog overleed op 22 juli 1950, 63 jaar oud. Isaäc bleef nog even in Apeldoorn, maar verhuisde in 1951 naar Amsterdam. De woning aan de Bosweg liet hij achter.
Niet lang daarna werd het huis gekocht door textielfabrikant Carl Gustav von Zeppelin. Architect Chris ten Tuynte voerde een verbouwing uit. De kenmerkende ronde erker aan de voorzijde werd toegevoegd, als symbool van een nieuw begin voor een oud huis. Maar de geschiedenis bleef in de muren hangen.
