
John F. Kennedylaan met links het oude Belastingkantoor
Begin jaren tachtig, in een periode van internationale spanningen en discussies over kruisraketten, besloot de Apeldoorner Karel Tuk dat hij niet langer zomaar wilde meebetalen aan defensie-uitgaven. Hij had geen bezwaar tegen belasting op zich, maar wel tegen waar een deel van dat geld naartoe ging.
Toen hij zijn belastingaanslag over 1979 ontving, maakte hij een berekening. Van de 72 gulden die hij moest betalen, kwam volgens hem 5 gulden en 72 cent terecht bij Defensie. Dat deel hield hij in. Niet uit protest tegen belastingen in het algemeen, maar omdat hij niet wilde bijdragen aan de productie van wapens.
Karel gaf aan dat hij het belangrijk vond om te betalen voor zaken als onderwijs, zorg en openbare voorzieningen. Maar het idee dat zijn geld werd gebruikt voor bewapening, ging hem te ver. Toen hij een jaar later opnieuw een voorlopige aanslag kreeg, weigerde hij opnieuw te betalen zolang er geen alternatieve bestemming voor het defensiegeld werd geboden.
De Belastingdienst reageerde met aanmaningen en een dwangbevel. Uiteindelijk werd een deel van zijn inkomen ingehouden. Toch bleef Karel bij zijn standpunt. Samen met zijn vrouw Corrie, die ook belastingplichtig was, diende hij een verzoek in: laat ons ‘oorlogsaandeel’ van onze belasting besteden aan vredesprojecten.
Tot verrassing van velen besloot de belastingontvanger in Apeldoorn om tijdelijk geen verdere stappen te ondernemen. De zaak werd voorgelegd aan de ministers van Financiën en Defensie. In de tussentijd hoefden de Tuks hun betwiste bedrag niet te betalen.
De overheid besloot uiteindelijk niet mee te gaan in hun verzoek. Men vreesde dat als er één uitzondering werd gemaakt, er ook andere groepen zouden komen met eigen bezwaren. Bijvoorbeeld tegen cultuuruitgaven, ontwikkelingshulp of landbouwsubsidies. Bovendien werd het als praktisch lastig uitvoerbaar gezien om per persoon te bepalen welk deel van de belasting precies naar Defensie ging.
Voor Karel en Corrie was dat geen overtuigend argument. Zij wezen erop dat bij de sociale verzekeringen al wél rekening werd gehouden met gewetensbezwaren. Waarom kon dat dan hier niet? Hun bezwaar ging niet alleen over geld, maar ook over keuzes. Volgens hen kon geld voor wapens beter besteed worden aan zaken die bijdragen aan een vreedzame samenleving.
Karel vroeg geen speciale behandeling. Hij wilde slechts dat zijn overtuiging werd erkend. Geen grote gebaren, maar de mogelijkheid om trouw te blijven aan zijn eigen principes. Zijn actie kreeg aandacht in de media en zorgde destijds voor discussie.
Het begon met een klein bedrag van 5 gulden en 72 cent, maar het zette een groter onderwerp op de kaart: de vraag of burgers invloed mogen hebben op wat er met hun belastinggeld gebeurt.