
Burgemeester A.L. des Tombe als voorzitter van de gemeenteraad, 1965
Antoine Louis des Tombe werd geboren op 19 februari 1907 in De Bilt als zoon van Jacob Willem des Tombe en Antoinette Louise barones van Boetzelaer. Zijn afkomst weerspiegelde een harmonieuze vermenging van bestuurlijke ernst en adellijke allure. De familie Des Tombe stamde af van Franse hugenoten die in de zestiende eeuw hun heil zochten in Nederland, en in Leiden naam maakten in de lakenindustrie. Zijn vader, actief als wethouder in De Bilt, voedde hem op met plichtsbesef en maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Loek, zoals hij al jong werd genoemd, groeide op in een voornaam en cultureel ontwikkeld gezin. Op veertienjarige leeftijd verloor hij zijn vader, een verlies dat hem tekende en vermoedelijk bijdroeg aan de vroegrijpheid en ernst die anderen later in zijn karakter roemden.
Studie en de eerste schreden in het bestuur
Na het gymnasium in Utrecht koos Des Tombe voor de rechtenstudie aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Zijn voorliefde voor rechtvaardigheid en structuur kwam daar volledig tot zijn recht. Al tijdens zijn studie begon hij zich te oriënteren op het openbaar bestuur. In 1932 startte hij als volontair op de gemeentesecretarie van Maartensdijk, waar hij het ambt van binnenuit leerde kennen. Een jaar later werd hij redacteur en adjunct-commies bij de gemeente Zuilen. Zijn politieke voorkeur lag bij de Christelijk-Historische Unie, wat paste bij zijn gevoel voor maatschappelijke ordening, plicht en moraal.
Jongste burgemeester van Nederland
Op 27-jarige leeftijd werd hij benoemd tot burgemeester van Abcoude, een uitzonderlijk jonge leeftijd voor zo’n ambt. Samen met zijn moeder, broer en twee zussen verhuisde hij naar het kleine dorp aan de Angstel. Hij stond er bekend als correct, zachtaardig en principieel. Zijn gezin speelde een stille maar belangrijke rol in zijn leven; hij bleef ongetrouwd, mede omdat hij de zorg voor hen op zich nam. Abcoude vormde het bestuurlijke startpunt van een lange, indrukwekkende carrière.
Leiderschap in oorlogstijd
In oktober 1939 werd Des Tombe benoemd tot burgemeester van Soest, een grotere gemeente met zwaardere verantwoordelijkheden. De oorlog brak in Nederland uit in mei 1940, en al snel veranderde zijn ambt in een strijd tussen verantwoordelijkheid en gewetensnood. Toen in 1941 de gemeenteraad werd uitgeschakeld en wethouders slechts een adviserende rol kregen, bleef hij alleen achter aan het roer.
Toch bleef hij bouwen. In juni 1942 presenteerde hij een uitbreidingsplan voor de woningbouw, en in 1943 een industrieplan, waarmee hij de basis legde voor het naoorlogse Soest. Zijn verzet tegen de Duitse maatregelen bleef niet beperkt tot woorden. Op 21 mei 1943 gaf hij het bevel om het bevolkingsregister te verbergen, om te voorkomen dat Soesters gedwongen naar Duitsland werden gestuurd. In oktober 1944 werd hij zelf gezocht door de bezetter en dook hij onder in de buurt van zijn gemeente, zodat hij in contact kon blijven.
Na de bevrijding keerde hij op 5 mei 1945 direct terug. Op een laddertje hing hij eigenhandig de oude straatnamen terug die door de Duitsers waren veranderd. De bevolking verwelkomde hem met open armen en schonk hem als dank zelfs een auto.
burgemeester van Apeldoorn
Op 17 juni 1946 werd Loek des Tombe geïnstalleerd als burgemeester van Apeldoorn. De plechtigheid vond plaats in hotel Bloemink, aangezien het oude stadhuis in 1943 door brand was verwoest. Apeldoorn was op dat moment een stad in transitie: snel gegroeid tot 81.000 inwoners, met een nijpend woningtekort, werkloosheid en een dorps karakter dat niet meer aansloot bij de nieuwe schaal.
Des Tombe sprak bij zijn aantreden over het belang van “sociaal burgervaderschap”, waarbij de burgemeester niet boven, maar tussen de mensen moest staan. Hij was vastbesloten om Apeldoorn te begeleiden naar volwassenheid als stad en als gemeenschap.

Stuwende kracht achter groei en welvaart
Onder leiding van Des Tombe beleefde Apeldoorn een periode van ongekende ontwikkeling. Tussen 1946 en 1972 groeide de stad met bijna 50.000 inwoners. Werkgelegenheid werd gecreëerd door het aantrekken van rijksinstellingen en bedrijven als TNO, Philips, Centraal Beheer en de Belastingdienst. Door deze instroom werd Apeldoorn, na Den Haag, de tweede bestuursstad van Nederland.
Een anekdote uit die periode toont zijn pragmatisme en charme: hij wist het modewarenhuis C&A persoonlijk te overtuigen zich in Apeldoorn te vestigen. Dat luidde de opmars in van Apeldoorn als regionale koopstad.
Woningnood bleef een probleem. Tijdens een bezoek aan Nottingham zag hij prefab-woningen en liet hij zich inspireren. Terug in Nederland overtuigde hij de gemeenteraad om dezelfde aanpak te proberen. Zo ontstonden de wijken Zevenhuizen en De Maten, waar duizenden mensen snel onderdak vonden.
Apeldoorn wordt een cultuurstad
Voor Des Tombe was groei pas echt waardevol als die ook cultureel werd gedragen. Hij streed jarenlang voor een volwaardig theater en kreeg in 1965 zijn zin: Orpheus werd geopend met een uitvoering van Het Zwanenmeer. Hij haalde werken van Zadkine en Tourlière naar de stad en gaf vorm aan de kunstsector door de oprichting van de Van Reekum Galerij.
Ook op museaal vlak zette hij stappen. Het kleine particuliere museum van Apeldoorn werd omgevormd tot een gemeentemuseum, de voorloper van het huidige CODA. Des Tombe was zowel bestuurder als cultureel ambassadeur.
Verbinder in binnen- en buitenland
Als voorzitter van de International Friendship Association Apeldoorn legde hij internationale banden met steden als Sutton, Minden en Berlijn-Wilmersdorf. De vriendschap met Nottingham bleef altijd bijzonder. Zijn persoonlijke charme en open stijl maakten hem geliefd bij inwoners, collega-bestuurders en het koningshuis. Zo ontving hij koningin Juliana tijdens een werkbezoek in 1967, waarbij zijn dochter Martine bloemen overhandigde.

Een waardig afscheid
In juni 1971 werd Des Tombe benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Bij zijn officiële afscheid op 1 maart 1972 ontving hij de hoge onderscheiding Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Tijdens zijn afscheidsrede sprak hij de woorden: “Ik heb niet wat bereikt. Ik heb helpen bereiken.” Die bescheidenheid typeerde hem.
Hij werd opgevolgd door Frans Dijckmeester, maar zijn invloed bleef merkbaar. Als eerbetoon werd een plein naar hem vernoemd: het Burgemeester Des Tombeplein in De Maten.
Het gezinsleven en latere jaren
In 1954 trad Des Tombe op 47-jarige leeftijd in het huwelijk met de twintig jaar jongere Alice de Vries Robbé. Ze kregen een dochter, Martine, in 1955. Het gezin woonde jarenlang aan de Waldeck Pyrmontlaan 3, de ambtswoning van Apeldoorn. Later verhuisden ze naar de Bosweg 127, aan de rand van het bosrijke Berg en Bos.
Hoewel hij zich terugtrok uit de politiek, bleef hij maatschappelijk actief. Hij werd voorzitter van de Alliance Française Apeldoorn en kreeg in 1985 de zeldzame Franse onderscheiding Grande Médaille Marc Blancpain. Ook was hij erevoorzitter van carnavalsvereniging De Heiknüüters, waar hij zich met veel humor tussen het volk mengde.

Overlijden en blijvende herinnering
Op 12 juni 1987 overleed Antoine Louis des Tombe op 80-jarige leeftijd in Apeldoorn. Zijn dood betekende het afscheid van een van de meest invloedrijke burgemeesters uit de Nederlandse wederopbouwtijd. Zijn werk leeft voort in het straatbeeld van de stad.
De jaarlijkse Des Tombe-lezingen van de Alliance Française en het Burgemeester Des Tombeplein houden zijn naam levend. In 2005 werd in het Beekpark een borstbeeld van hem onthuld, gemaakt door beeldhouwer Niko de Wit. Daar, tussen het groen van de stad die hij mee vormgaf, kijkt Loek des Tombe nog altijd uit over Apeldoorn.
3 gedachten over “Loek des Tombe: de man die Apeldoorn liet groeien”