
Wie vandaag over het Raadhuisplein in Apeldoorn wandelt, voelt misschien niets bijzonders onder zijn voeten. Toch ligt daar een wereld begraven, letterlijk. Onder de strakke bestrating, tussen de koperkleurige lijnen die de contouren van de oude Mariakerk markeren, ligt een verleden vol geloof, handel en macht. Het is een plek waar de doden van Apeldoorn hun verhaal nog altijd fluisteren, als je goed luistert.
Een vorstin zonder graf
De geschiedenis begint dit keer niet op het plein zelf, maar iets verderop in het Paleispark bij het Oude Loo. Daar, vlak bij het bloemenvijvertje, werd Wilhelmina van Pruisen in 1820 getroffen door een hersenbloeding. Zij was de echtgenote van stadhouder Willem V. Enkele dagen later overleed ze op het paleis. Toen ontstond een probleem. De grafkelder van de Oranjes in Delft was vol. Er werd gewerkt aan een uitbreiding, maar die was nog niet klaar. Er moest een oplossing komen.
Die oplossing lag in Apeldoorn. De Mariakerk op het Raadhuisplein beschikte over grafkelders. Daar werd Wilhelmina voorlopig bijgezet. In 1822 was de verbouwing in Delft voltooid. De kist van Wilhelmina werd toen midden in de nacht, zonder ceremonie, uit de kelder gehaald. De kist, bedekt met zwart velours, werd op een wagen geladen en naar Deventer gebracht. Daar ging ze per schip verder naar Delft.
De toenmalige burgemeester van Apeldoorn hield toezicht, maar liet het werk aan zich voorbijgaan. Als baron Sloet tot Olthuis gold voor hem het gezegde: arbeid adelt, maar adel werkt niet.
In Delft werd de kist herbegraven. Maar dat is niet het einde van het verhaal. In de grafkelder bevindt zich een klein kistje met het nummer 20a. De kist van Wilhelmina draagt nummer 20. De vraag is: wat zit er in dat kleine kistje? Sommigen denken aan haar hart, anderen aan ingewanden. Omdat ze niet meteen naar Delft kon worden overgebracht, zou het kunnen dat een deel van haar lichaam alvast naar Delft ging, terwijl de rest later volgde.
Zeker is het niet. Het blijft gissen, want het Huis van Oranje laat geen onderzoek toe. En dus blijft het kistje gesloten.

Schedels in de klei
In 1996 kwamen er opnieuw geheimen van het Raadhuisplein naar boven. Tijdens rioleringswerkzaamheden stuitte een graafmachine op botten en schedels. De gemeente wist dat er een begraafplaats lag, maar het grote aantal vondsten verraste iedereen. Van de twaalfde eeuw tot 1842 stond op deze plek de Mariakerk. Rondom de kerk lagen de doden begraven. Rijke burgers kregen een plaats in de kerk zelf, anderen lagen daarbuiten.
De eerste vondsten werden verzameld in kisten, met het idee ze later te herbegraven op de begraafplaats aan de Soerenseweg. Maar toen er complete skeletten tevoorschijn kwamen, werden de lichamen voorzichtig opgeborgen in aparte zakken voor onderzoek. De Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek hoopte via de botstructuur meer te leren over het leven van middeleeuws Apeldoorn. Eén ding viel meteen op: vrijwel elk skelet had een gaaf gebit. De mensen in die tijd hadden blijkbaar goede eetgewoonten.
Tijdens het verder graven werden ook oude familiegraven ontdekt. Die lagen keurig in rijen, alsof men er gisteren nog langs liep. Na deze vondst werd besloten om ook de binnenkant van de oude funderingen van de kerk nader te onderzoeken. Daar verwachtte men nog meer ongeschonden graven te vinden. Mogelijk zelfs van mensen die leefden voor het jaar 1200, want Apeldoorn werd al genoemd in documenten uit het jaar 792.

Een archeologische schat onder de voeten
De opgravingen gingen verder, en wat men aantrof bevestigde het historische belang van het plein. Niet alleen kwamen er tientallen complete skeletten aan het licht, maar ook middeleeuwse grafstructuren, restanten van grafzerken en delen van muurfunderingen van de oude kerk. De beenderen werden met zorg geborgen en onderzocht. Archeologen konden op basis van botstructuur en gebitsanalyse afleiden dat veel mensen goed gevoed waren, wat bijzonder is voor die tijd.
Naast volwassenen werden ook kindergraven gevonden, sommige in houten kistjes waarvan de resten nog herkenbaar waren. Van enkele personen kon aan de hand van schedelkenmerken en beenderopbouw worden vastgesteld dat ze zwaar lichamelijk werk hadden verricht. Ook zijn resten aangetroffen van textiel, nagels en knopen, stille getuigen van kleding die ooit gedragen werd in de kerk of op het kerkhof.
De fundamenten van de Mariakerk zelf bleken verrassend gaaf. Het grondplan kon bijna volledig worden gereconstrueerd, waardoor later de koperkleurige lijnen in het plaveisel nauwkeurig konden worden aangebracht. Daarmee kreeg het plein opnieuw verbinding met zijn verleden.

Na afronding van het archeologisch onderzoek zijn veel skeletten herbegraven op de gemeentelijke begraafplaats aan de Soerenseweg. Sommige vondsten zijn opgenomen in museale collecties of gearchiveerd voor verder onderzoek. Wat begon als een simpele rioolrenovatie, groeide uit tot één van de meest waardevolle archeologische ontdekkingen van Apeldoorn.
Het plein met vele lagen
Vandaag is het Raadhuisplein een plek van winkels, ontmoetingen en vermaak. Maar onder de stenen leeft het verleden. Je loopt over een fundament van verhalen, van een kerk die er eeuwen stond, van mensen die er baden, werkten, trouwden en stierven.
Wie het wil zien, hoeft alleen maar goed te kijken. De lijnen in het plaveisel vertellen waar de muren van de kerk ooit stonden. De bomen staan op hun oude plek. En het borstbeeld van Willem I herinnert aan de koning die het plein een nieuwe functie gaf.