
Kapper A. Kolk en Babyhuis Pinkeltje, 1973
Voor de herenkapperszaak van Arnold Kolk zijn deuren opende, kende het pand aan de Mariastraat 2 een veelbewogen geschiedenis. In 1908 begon ondernemer Adriaan Steens er zijn manufacturen-magazijn De Vlijt, waar men terechtkon voor bedden, matrassen, kinderledikanten, wiegen, tapijten, tafelkleden, zeilen en gordijnen. Het pand was opvallend diep en had grote etalageramen, waardoor het zeer geschikt was voor de presentatie van huishoudelijke waren. In 1919 verhuisde Steens zijn handel naar de Hoofdstraat 97, maar hij behield het pand aan de Mariastraat en ging over tot verhuur.
In de jaren daarna wisselde het pand regelmatig van functie. Zo werd het onder andere gebruikt als paraplufabriek, showroom voor kachels en kinderwagens, en muziekhandel genaamd Strobel & Weiss, waar men eerste klas instrumenten kon aanschaffen. Ook Jan Robbers vestigde hier tijdelijk zijn sportartikelenwinkel, waar men voor 2 gulden en 25 cent voetbalschoenen kon kopen.
In 1933 verkocht Steens het linkerdeel van het pand aan een jonge kapper uit Hengelo: Arnoldus Andre Bertus Kolk. Het rechterdeel bleef verhuurd aan Jan Robbers, die zowel sport- als muziekwaren aanbood.
De start van de kapsalon
Arnold Kolk werd geboren op 30 januari 1911 in Hengelo. Hij leerde het kappersvak in zijn geboortestad en kreeg in 1934 de kans om op eigen benen te staan in Apeldoorn. Met 23 jaar opende hij aan de Mariastraat zijn eigen kapsalon, genaamd Speciaal Heerenkapper A.A.B. Kolk, vernoemd naar zijn volledige naam.
De zaak bevond zich “naast De Duif”, een showroom die bekendstond in de buurt. De salon had een eenvoudige doch functionele inrichting: een smalle toonbank, spiegels aan de muur, enkele scheerstoelen van gietijzer met zwart leer, een houten bank voor wachtende klanten, en altijd de geur van Eau de Cologne en scheerschuim in de lucht.
Arnold was op dat moment vrijgezel en volledig toegewijd aan zijn werk. Hij had geen tijd voor een vrouw, zijn leven draaide om zijn zaak.
Geen topkapper, wel een bekende naam
Hoewel Arnold Kolk zichzelf profileerde als vakman, stond hij niet bekend als de beste kapper van Apeldoorn. Zijn kapsels waren traditioneel, eenvoudig en vaak wat scheef. Jongens kwamen regelmatig thuis met een bloempotmodel of een mislukte pony. Toch bleef de klantenkring groeien.
Zijn kracht lag niet in perfectie, maar in menselijkheid. Arnold was goedlachs, vriendelijk en altijd in voor een praatje. Hij was geen kapper met flair, maar wel een man met karakter. Hij wist hoe hij klanten aan zich moest binden. Bovendien had hij een paar kappersbedienden in dienst die het knipwerk beter beheersten dan hijzelf, al zou hij dit nooit toegeven.
Reclame en humor
Kolk maakte slim gebruik van advertenties en vond zichzelf regelmatig opnieuw uit in de lokale krant:
“VLUGGE BEDIENING en VAKKUNDIG. Heeren knippen 25 ct. (electr.). Scheren 15 ct.”
“Als heer getapt, als Kolk u kapt.”
“Waarom nog elders ergernis, als Kolk een goed kapper is!”
“Stelt gij eischen aan uw haar? Ga naar Kolk en ’t komt voor elkaar!”
Hij speelde ook in op seizoenen en trends. In 1936 bood hij een gratis haarwasbeurt aan met Eau de Cologne bij knippen en scheren, aangeprezen als middel tegen roos én verkoudheid.
Het gezin Kolk en kostgangers
Uiteindelijk vond Arnols dan toch de liefde. Hij trouwde op 18 mei 1936 met de Schiedamse Aleida Herben. Het stel woonde boven de zaak en bouwde daar een warm huishouden op.
De oorlogsjaren
Tijdens de oorlogsjaren bleef de zaak open. En niet zonder succes. Arnold knipte iedereen die kwam: burgers, Duitsers, NSB’ers en Joden. Politiek hield hij zich op de achtergrond. Zijn kapsalon werd een veilige, neutrale plek waar je je verhaal kwijt kon. De sfeer bleef luchtig, met koffie, kranten en vooral veel gelach.
De oorlogsjaren bleken goeden jaren voor Arnold. Hij nam een dagmeisje, een naaister die tweewekelijks langskwam, en ze namen geregeld jonge leerlingen in de kost, waaronder Aalt van Meulen, Johannes Wilhelm en Hendrik Keizer. Daarnaast werd in april 1943 hun dochter Jacoba Arnolda Maria geboren in het Liduina Ziekenhuis.
In de zomer van 1944 ging het gezin Kolk zelfs op vakantie. Financieel ging het hen voor de wind, de salon draaide op volle toeren.

Uitbreiding en specialisatie
Na de oorlog bloeide de zaak verder op. In de advertenties werden steeds vaker haarmiddelen tegen roos, kaalheid en haaruitval aangeprezen. Een potje haarmiddel kostte 1 gulden en 50 cent per 100 gram. Er kwamen abonnementsvormen en speciale acties voor kinderen. Woensdag werd bijvoorbeeld de vaste kinderdag (15 cent).
In augustus 1947 opende buurman Van Delden een winkel in huishoudelijke artikelen, ijzerwaren en speelgoed. De straat ontwikkelde zich tot een levendig stukje Apeldoorn.

Verhuizing naar Deventerstraat
In 1956 verhuisde het gezin Kolk naar Deventerstraat 75. De bovenwoning aan de Mariastraat werd verhuurd aan de familie De Haas. Arnold bleef echter trouw naar zijn werkplek fietsen. Hij was nog lang niet van plan te stoppen.
Daarnaast begon hij een bijverdienste: hij verkocht ’s avonds aan huis zijn haarproducten en shampoos. Gewapend met koffertje en glimlach trok hij langs bekenden en klanten.
De goedlachse kapper
Arnold was een bekend gezicht in Apeldoorn, niet alleen vanwege zijn zaak, maar ook vanwege zijn aanwezigheid in cafés. Hij was een fervent biljarter en nam deel aan lokale toernooien, waaronder de Apeldoornse biljartcompetities. Hij had een grote vriendenkring, mede dankzij zijn sociale karakter en het caféverleden van zijn vader Jaap Kolk, die in Hengelo een eigen zaak had.
Die vriendschappen vertaalden zich in klanten. Bekenden kwamen langs voor een knipbeurt, vaak uit loyaliteit meer dan uit noodzaak. Kinderen kwamen ook, maar vaak met frisse tegenzin. Ouders stuurden hun zonen verplicht naar Kolk, ondanks het risico op een bloempotkapsel.
Het einde van een tijdperk
Na precies veertig jaar sloot Arnold Kolk zijn kapsalon. Op 1 juli 1974 werd de zaak formeel opgeheven. De Kamer van Koophandel bevestigde de uitschrijving op 7 augustus van dat jaar.
Kolk werd nooit een stijlicoon, maar wel een begrip. Ondanks de kritiek op zijn knipkunsten wisten velen: bij Kolk was het gezellig, vertrouwd en altijd hetzelfde. Dat was misschien zijn grootste kracht.