
Aan de rand van de vijver in het Sprengenpark ligt een grote stenen bol. Niet glad en perfect, maar ruw, met kleine bakstenen en cement die in grillige lijnen naar buiten kruipen. Hij lijkt daar al eeuwen te liggen, alsof hij uit de aarde is gekropen. Tegelijkertijd voelt het alsof hij elk moment van plek kan verschuiven.
Geen gewone bol
Op afstand doet het werk strak en geometrisch aan, een perfecte vorm in een natuurlijk decor. Maar wie dichterbij komt, merkt dat het geen kille constructie is. De bol is opgebouwd uit kleine, rechthoekige bakstenen, zorgvuldig geplaatst, maar met dikke klodders cement ertussen. Dat cement breekt de regelmaat, kruipt tussen de voegen door en geeft het oppervlak een grillige huid. Het lijkt op mos, op korstmos misschien, of op iets dat uit zichzelf is gevormd. Er zit geen haast in dit werk, geen glans, geen gladheid. Het ademt traagheid, massa en stilte.
Een bewuste plek
De locatie van de bol is geen toeval. Hij ligt aan de rand van de vijver, niet recht ervoor, maar een tikje uit het midden. Alsof hij daar zelf voor gekozen heeft te liggen. Het ruwe oppervlak van de steen contrasteert prachtig met het gladde water dat ernaast ligt. De bol werpt zijn schaduw over de vijver, maar het water spiegelt onbewogen terug. Het is een dialoog tussen gewicht en lichtheid, tussen ruwheid en gladheid, tussen vast en vloeibaar. Zelfs de kleur en textuur van de bakstenen sluiten naadloos aan bij de omringende tegels. De bol hoort hier – en nergens anders.
Wie maakte dit?
Het beeld is het werk van Herman Makkink (1937–2013), een eigenzinnige Nederlandse kunstenaar geboren in Winschoten. In de jaren zestig reisde hij door Japan en ontwikkelde daar zijn fascinatie voor vorm, stilte en eenvoud. Niet lang daarna vestigde hij zich in Londen, waar hij samen met zijn broer een kunststudio runde. Hun werk trok de aandacht van niemand minder dan Stanley Kubrick, die twee van Makkinks sculpturen gebruikte in de film A Clockwork Orange. Het bekendste daarvan is de controversiële Rocking Machine, een wiegende fallus op ronde vrouwenbillen, die internationaal beroemd werd.
Na zijn terugkeer naar Nederland in 1972 werd Makkink docent 3D aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Tegelijkertijd kreeg hij ruim twintig opdrachten voor beelden in de openbare ruimte. Steeds opnieuw keerde hij terug naar het spel tussen strakke vormen en ruwe materialen, en naar het werken met baksteen. De bol in het Sprengenpark, geplaatst in 1992, is een schoolvoorbeeld van zijn stijl: robuust, stil, dubbelzinnig.
Levend steen
De bol is geen illustratie van iets. Hij is wat hij is. En toch roept hij van alles op. Een oude planeet misschien, of een brok oersteen. Een ei van beton, met iets erin dat wacht. Hij beweegt niet – maar je zou het bijna zweren.
Dat hij ’s nachts, als niemand kijkt, heel langzaam van plek verandert.
Er is vaak getwijfeld: is dit wel kunst? Een hoop stenen met cement? Maar juist die twijfel maakt het sterk. Zolang erover gepraat wordt, is het kunst. Wat vind jij ervan?