
Johannes Theodorus Vaal
In 1831 werd in Arnhem Johannes Theodorus Vaal geboren, zoon van Johannes Vaal en Hendrina de Haas. Zijn vader was wachtmeester in militaire dienst en afkomstig uit Zaltbommel, zijn moeder was een naaister uit Huissen. Het gezin leefde in een periode waarin afkomst en beroep sterk bepalend waren voor de sociale positie.
Arnhem in de jaren dertig van de negentiende eeuw was nog een relatief kleine stad met smalle straatjes, ambachtelijke werkplaatsen en een garnizoen dat voor een groot deel het straatbeeld bepaalde. Johannes groeide op in deze omgeving, waar verhalen over militaire dienst, discipline en reizen hand in hand gingen met het huiselijke ritme van naald en draad.
Militaire loopbaan en onderscheiding
Als jonge man volgde Johannes het voorbeeld van zijn vader en koos hij voor het leger. Hij trad in dienst bij de veldartillerie, een tak van het leger die in die tijd zwaar materieel beheerde en in hoog aanzien stond. Johannes werkte zich op tot sergeant, een rang die getuigde van ervaring, verantwoordelijkheid en leiderschap.
In 1862 werd hij voor zijn verdiensten geëerd met een zilveren cilinderhorloge, een geschenk dat in die tijd zeldzaam en kostbaar was. Zo’n horloge was meer dan een gebruiksvoorwerp, het was een symbool van een erkende dienst. Johannes moet er trots op zijn geweest, en waarschijnlijk droeg hij het met dezelfde zorg als waarmee hij zijn werk verrichtte.
Huwelijk en verhuizing naar Apeldoorn
Na zijn militaire dienst keerde Johannes terug naar Arnhem. Daar ontmoette hij Wilhelmina Johanna van Zetten, een jonge vrouw die werkte als dienstmeid. Hun werelden verschilden, maar de wederzijdse waardering groeide en op 26 februari 1865 traden zij in het huwelijk.
Kort na hun huwelijk besloten Johannes en Wilhelmina hun leven elders voort te zetten. Ze verhuisden naar Apeldoorn, waar Johannes werd benoemd tot tolgaarder van het rijks-tolhuis nummer 5 aan de Arnhemseweg. Dit tolhuis lag op de drukke route tussen Arnhem en Apeldoorn en fungeerde als poortwachter voor reizigers, boeren en handelaren. Het werk vereiste nauwkeurigheid en een zekere strengheid, maar bood ook een vast inkomen en een woning voor het jonge gezin.
Tolgaarder, jachtopziener en dierenpreparateur
In Apeldoorn combineerde Johannes zijn werk als tolgaarder met een tweede functie als jachtopziener. Hij hield toezicht op de uitgestrekte bossen en het wild, waarbij hij niet alleen samenwerkte met lokale landeigenaren en jagers, maar ook met vertegenwoordigers van het Koninklijk Huis. De kroondomeinen rondom Paleis Het Loo waren een belangrijk jachtterrein voor koning Willem III, en het behoorde tot Johannes’ taak om deze gebieden te beschermen tegen stroperij en schade.
Zijn werk bracht hem dicht bij de natuur en gaf hem toegang tot bijzondere ontmoetingen, zowel met hooggeplaatste gasten als met het rijke dierenleven van de Veluwe. De fascinatie die hij voelde voor de dieren waarmee hij in aanraking kwam, groeide uit tot een vakmanschap in het prepareren van dieren. Met uiterste precisie zette hij vogels, zoogdieren en andere soorten op, waardoor ze hun natuurlijke houding behielden en tot in detail te bestuderen waren.
Van tol naar koffiehuis
In 1880 werd de tolheffing afgeschaft. Veel tolhuizen verloren hun functie en werden verlaten, maar Johannes en zijn gezin bleven er wonen. Hij besloot het gebouw een nieuwe bestemming te geven en opende koffiehuis ’t Apeldoorns Museum. Het was geen gewone herberg. Bezoekers konden er koffie of thee drinken te midden van opgezette dieren, vlinderkasten en andere natuurhistorische objecten.
Het interieur had iets weg van een rariteitenkabinet, waarbij de muren niet alleen waren versierd met dieren, maar ook met schilderijen. Zijn zoon, eveneens Johannes Theodorus geheten, werd kunstschilder en enkele van zijn werken kregen een prominente plaats in het café. Deze combinatie van kunst en natuur gaf het koffiehuis een unieke uitstraling die bezoekers van heinde en verre aantrok.


Uitbreiding met een theetuin
In 1899 breidde Johannes zijn onderneming uit. Aan de sprengzijde van het pand legde hij een grote theetuin aan. Op zonnige dagen konden bezoekers onder de bomen plaatsnemen, luisterend naar het ruisen van het water en genietend van het uitzicht op het groen. Deze toevoeging maakte het koffiehuis nog aantrekkelijker voor zowel Apeldoorners als reizigers, die hier een moment van rust vonden tijdens hun tocht over de Arnhemseweg.
Familie, vreugde en verdriet
Het leven van Johannes kende mooie momenten, zoals de huwelijken van zijn kinderen en de geboorte van kleinkinderen. Maar er waren ook ingrijpende verliezen. Op 21 augustus 1897 overleed Wilhelmina, zestig jaar oud. Het was een groot gemis voor Johannes, die haar meer dan dertig jaar aan zijn zijde had gehad. Toch bleef hij het café-museum voortzetten, gesteund door zijn kinderen.
De laatste jaren en nalatenschap
In 1908 droeg Johannes het dagelijks beheer van het koffiehuis over aan zijn schoonzoon Marten Lamark, maar hij bleef nauw betrokken. Hij was vaak nog aanwezig, ontving gasten en vertelde met zichtbaar plezier over zijn collectie.
In 1909 werd de familie getroffen door een groot verlies toen zijn dochter Hendrina in Weesp overleed op 39-jarige leeftijd. Haar dood bracht niet alleen verdriet, maar zorgde er ook voor dat de band met Weesp bleef bestaan. Haar weduwnaar, Arend Hoogeveen, hertrouwde enkele jaren later met haar zus Geertruida. Door dit huwelijk ontstond een hechte familieverbinding met de stad, waardoor Johannes er later geregeld op bezoek kwam.
Op 18 april 1915 overleed Johannes Theodorus Vaal in Weesp, tijdens zo’n familiebezoek. Het was in de ochtend, om half tien, en hij was 85 jaar oud. Zijn leven had zich uitgestrekt van een jeugd in een militair gezin tot een loopbaan als sergeant, tolgaarder, jachtopziener met koninklijke connecties en ondernemer. Zijn grootste nalatenschap was het tolhuis aan de Arnhemseweg, dat hij had omgevormd tot een koffiehuis en museum, een bijzondere plek waar kunst, natuur en gastvrijheid samenkwamen.