
Reinier van Gerrevink
Reinier van Gerrevink werd op 4 maart 1907 geboren in Apeldoorn als zoon van Derk van Gerrevink en Willempje Hessing. De familie was al sinds 1879 actief in de handel in oud papier, metalen, lompen, huiden en beenderen. Het bedrijf bevond zich aan de Nieuwstraat, op de hoek met de Mariastraat. Na het overlijden van zijn vader groeide Reinier op onder de hoede van zijn oom, die het bedrijf voortzette. Van jongs af aan werd hij ingewerkt in het vak van koopman, waarbij hij leerde onderhandelen, organiseren en logistiek denken.
Scouting en vorming van karakter
Vanaf 1931 was Reinier actief bij de Apeldoornse padvinderij, als assistent-verkennersleider van de Stadhouder Willem III-groep. Hij behaalde in 1932 zijn Gilwell, een internationaal erkend leiderschapsbrevet binnen scouting. In 1935 stopte hij met zijn actieve leiding, maar de waarden van discipline, kameraadschap en praktische inventiviteit bleven hem bij. Die eigenschappen zouden later van levensbelang zijn in zijn verzetswerk.

Huwelijk en gezin
In 1935 trouwde hij met Johanna Hendrika Egberdina Dijkgraaf. Samen kregen zij twee kinderen, Dicky en Anke. Het gezin woonde aan de Catharina van Reesstraat 1 in Apeldoorn. Terwijl Reinier in de zaak van de familie werkte, bouwden zij samen aan een stabiel gezinsleven, tot de oorlog hun wereld ingrijpend veranderde.

Begin van het verzet
Reinier stond bekend als iemand die onrecht slecht kon verdragen. Toen de Duitse bezetting zich steeds strakker aandeed, begon hij inlichtingen te verzamelen over Duitse troepenbewegingen, transporten en activiteiten op de vliegvelden Teuge en Deelen. Hij beschikte over een geheime radiozender en stuurde zijn gegevens door naar de Britse Intelligence Service. Ook hielp hij onderduikers aan valse papieren en veilige adressen. In het verzet werd hij onder andere “Photo Joe” en “Jol” genoemd.
De Vrije Groep Narda
In 1943 sloot Reinier zich aan bij de Vrije Groep Narda, geleid door Meinarda van Terwisga. Deze verzetsgroep hielp Joodse onderduikers, smokkelde neergeschoten geallieerde piloten naar veilige gebieden, verborg wapens en pleegde sabotageacties. Binnen de groep had Reinier een organiserende rol en zorgde hij voor logistieke oplossingen, onder meer via het pakhuis van de familie aan de Nieuwstraat, dat dienstdeed als tijdelijke opslagplaats.
Toenemende risico’s
Door zijn activiteiten kwam Reinier in 1942 al op de radar van de Sicherheitsdienst. Hij dook enkele maanden onder, maar bleef daarna zijn werk voor het verzet voortzetten. Duitse invallen bij het pakhuis leidden tot vondsten van wapens en munitie, waardoor het gevaar voor hem toenam.
Verraad en arrestatie
Op 29 en 30 september 1944 werd de Vrije Groep Narda verraden door infiltrant Willem l’Ecluse. De Sicherheitsdienst zette een val bij het huis van Narda van Terwisga aan de Paul Krugerstraat en arresteerde meerdere verzetsleden. Reinier en zijn vrouw Johanna werden ook opgepakt. Zij werd later die nacht vrijgelaten, maar Reinier bleef in SD-hechtenis aan de Van Rhemenslaan 7.
Executie op 2 oktober 1944
In de vroege ochtend van maandag 2 oktober 1944 werd Reinier, samen met vijf andere verzetsmensen en twee geallieerde piloten, naar het terrein van Groot Schuylenburg gebracht, bij het voormalige Apeldoornsche Bosch. Daar werden zij zonder proces geëxecuteerd. Ooggetuigen vertelden dat de mannen het Wilhelmus zongen tot de laatste seconden.
De lichamen werden vervolgens met bordjes waarop “terrorist” stond in de stad tentoongesteld, onder andere aan de Loolaan, hoek Piet Joubertstraat. Dit was bedoeld als waarschuwing en intimidatie voor de bevolking, in de aanloop naar een grote Duitse razzia in Apeldoorn.
Begrafenis en herdenking
Enkele dagen later werden de lichamen overgebracht naar het ziekenhuis, waarna de familie onder strenge controle afscheid mocht nemen. Reinier werd begraven op Begraafplaats Soerenseweg.
