
Gerrit Mannessen
Gerrit Mannessen werd geboren op 30 april 1921 om 09:00 uur aan de Reeënlaan 7 in Apeldoorn. Hij werd vernoemd naar zijn opa, die in 1908 al was overleden en dezelfde naam droeg. Na zijn geboorte verhuisde het jonge gezin naar een vrijstaande woning aan de 2e Koningdwarsstraat 4. Gerrit kreeg een jaar later, op 8 juni 1922, een broertje, Willem. Hun vader was smid en hun moeder zorgde voor het gezin.
Toen Gerrits moeder in het voorjaar van 1926 opnieuw zwanger raakte, verhuisde het gezin naar de Elsweg 42. Op 9 december van dat jaar werd het gezin compleet met de komst van hun zoontje Albertus.

Helaas kreeg Gerrits vader, Albertus Mannessen, later ernstige gezondheidsproblemen. Als smid was hij blootgesteld aan zware, schadelijke stoffen en rook, wat vermoedelijk leidde tot longproblemen. De medische mogelijkheden in Apeldoorn waren beperkt, waardoor hij werd overgeplaatst naar het Academisch Ziekenhuis in Utrecht. Op 20 mei 1935, toen Gerrit nog maar 14 jaar oud was, overleed zijn vader onverwachts in Utrecht. Albertus Mannessen werd slechts 40 jaar oud. De dood van hun vader was een enorme klap voor het gezin, dat plotseling zonder vaderfiguur en kostwinner kwam te staan. Zijn moeder Maria stond er alleen voor met de drie jonge zonen.

Op dat moment had Gerrit net zijn studie afgerond en werd hij de nieuwe kostwinnaar van het gezin. Hij vond werk als handelsreiziger en verkocht goederen aan de deur.
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak in 1939, was Gerrit een jonge man van 18 jaar. De Duitse invasie van Nederland in mei 1940 bracht grote veranderingen met zich mee. Het dagelijks leven in bezet Nederland werd zwaar en onzeker. Vertrouwen en verraad lagen dicht bij elkaar, en Gerrit zou al snel geconfronteerd worden met deze realiteit.
Hoewel hij officieel verloofd was, koos Gerrit ervoor om een gevaarlijk pad te bewandelen dat zijn leven en dat van zijn naasten op het spel zou zetten. Hij sloot zich aan bij het verzet, een moedige keuze in een tijd waarin zelfs de minste verdenking van anti-Duitse activiteiten dodelijke consequenties kon hebben.
Gerrit was ondertussen ambtenaar van een distributiedienst en werd in 1943 lid van de verzetsgroep Narda. Deze groep, vernoemd naar een van de leidende figuren, Mijnarda van Terwisga, was actief in Apeldoorn vanaf 1943. De Groep Narda was betrokken bij koeriersdiensten, hulp aan Joden en onderduikers, pilotenhulp en het bezorgen van persoonsbewijzen en distributiebescheiden. De groep bestond uit dappere mannen en vrouwen die weigerden te buigen voor de nazi-bezetter en zich verzetten door sabotageacties, het helpen van onderduikers, en het verspreiden van illegale kranten.
De verzetsgroep Narda opereerde in het diepste geheim. Gerrit nam deel aan diverse activiteiten om het Duitse leger te dwarsbomen. Hij bood hulp aan vervolgde Joden, onderduikers en neergestorte geallieerde piloten. Binnen het verzet stond hij bekend om zijn vaardigheid in het vervaardigen van sabotagemateriaal.
In september 1944 leverde Gerrit een belangrijke bijdrage door omgebogen spijkers op de Arnhemseweg bij Beekbergen te strooien. Deze eenvoudige, maar effectieve tactiek veroorzaakte vertragingen voor de Duitse militaire eenheden die onderweg waren naar het front in Arnhem. Elke vertraging was cruciaal voor de geallieerden. Helaas werd vrijwel de gehele groep op 2 oktober door Willem l’Ecluse verraden. Acht leden werden opgepakt en doodgeschoten. De leidster werd gemarteld en naar Ravensbrück gebracht. Gerrit bleef buiten schot omdat de verrader hem alleen kende onder zijn schuilnaam “Gerrit Olie”.
Naast zijn andere verzetsactiviteiten hielp Gerrit bij wapendroppings die door de geallieerden werden georganiseerd. Na de drops maakte hij de wapens schoon, zette ze in elkaar en zorgde ervoor dat ze veilig naar opslagplaatsen in Apeldoorn werden vervoerd. Soms bracht hij zelfs wapens naar verzetsgroepen in andere steden, zoals de Knokploeg (KP) in Rotterdam. Deze activiteiten waren levensgevaarlijk; ontdekking door de Duitsers betekende vrijwel zeker de dood.
Gerrit was ook betrokken bij het gevangen nemen van twee gedeserteerde SS’ers. Deze Duitse soldaten hadden de nazi-ideologie afgezworen en wilden onderduiken. Een van de SS’ers werd opgesloten in een lege gierkelder bij een boer in Oene. De boer, die medelijden had met de man, besloot hem vrij te laten, waarschijnlijk niet beseffend welk gevaar dit met zich meebracht. De vrijgelaten SS’er werd al snel door de Duitse autoriteiten gepakt en ondervraagd. Tijdens zijn zware ondervragingen noemde hij de naam van Gerrit Mannessen.
Niet lang daarna werd Gerrit gearresteerd door de Duitsers. Hij werd naar de Willem III-kazerne in Apeldoorn gebracht, een plek die bekendstond als een verzamelpunt voor verzetsstrijders die in afwachting waren van hun executie. De kazerne werd bewaakt door NSB-bewakers die hun gevangenen dagelijks kleineerden en soms mishandelden. De omstandigheden waren verschrikkelijk; de gevangenen werden onderworpen aan zware ondervragingen en wisten vaak dat hun tijd beperkt was.
Op 6 maart 1945 vond er een aanslag plaats op Hanns Albin Rauter, een hoge SS-officier die verantwoordelijk was voor de onderdrukking van het verzet in Nederland. Hoewel Rauter deze aanslag overleefde, volgde er een zware represaille. De nazi’s besloten om 117 gevangenen te fusilleren als vergelding voor de aanval.
Op 8 maart 1945 werden 116 gevangenen, waaronder Gerrit, naar Woeste Hoeve gebracht, een afgelegen plek in de bossen tussen Apeldoorn en Arnhem. Daar werden ze opgewacht door een vuurpeloton van 50 man. Gerrit was op dat moment slechts 23 jaar oud, een jonge man wiens leven werd beëindigd door de brute hand van de oorlog.


De lijken werden na de executies door een toevallige aankomende vrachtauto afgevoerd. De chauffeur, Wim Schimmel, moest de lijken met twee andere vrachtrijders naar begraafplaats Heidehof brengen. Daar werden de lichamen in een massagraf begraven. Kort na de oorlog werden de lichamen opgegraven en geïdentificeerd. Gerrit werd herbegraven op 18 mei 1945 in het graf van zijn vader op de Algemene Begraafplaats aan de Soerenseweg in Apeldoorn. Dit was een laatste eerbetoon aan een zoon die zijn leven had gegeven voor de vrijheid van zijn land. Jaren later, op 4 januari 1972, werd ook Gerrits moeder op deze begraafplaats begraven, naast haar zoon.
