
Alexander van Brero
Alexander van Brero werd geboren op 10 november 1873 in Haarlem. Hij was kapitein bij het Leger des Heils en trouwde op 12 december 1895 in Nieuwer-Amstel met de Amsterdamse Elisabeth Volp. Het stel kende elkaar van het Leger des Heils, waar Alexander kapitein was en Elisabeth officier.
Na hun huwelijk ging het stel in Leiden wonen, waar Alexander, net als zijn vader, waterfitter werd. In 1897 moest hij zijn dienstplicht vervullen, maar hij werd vrijgesteld wegens broederdienst. Zijn signalement destijds: Gezicht: rond; Voorhoofd: normaal; Ogen: bruin; Neus: groot; Mond: klein; Kin: normaal; Wenkbrauwen: zwart; Haar: zwart; Lengte: 1,824 meter.
Na de keuring verhuisden Alexander en Elisabeth naar Den Haag, waar hun eerste kindje, Louisa Maria van Brero, werd geboren op 9 april 1897. Om zijn gezin te kunnen onderhouden, werd Alexander in Den Haag handelaar.
Toen Elisabeth twee jaar later opnieuw zwanger werd, besloot het gezin te verhuizen naar Utrecht, waar ze aan de Kievitstraat 44 woonden. Hier werd op 2 april 1899 een zoontje geboren, genaamd Alexander Johannes van Brero. Een jaar later, op 30 december 1899, vertrok de familie Van Brero naar Rotterdam. In Rotterdam woonde het gezin aan de Nieuwlandszaadstraat 23 en later aan de Bergstraat 37. Alexander bleef naast zijn werk voor het Leger des Heils ook actief als handelaar.

Vanuit Rotterdam verhuisde het gezin op 7 februari 1908 naar Amsterdam, waar Alexander samen met Klaas de Haas de handelsonderneming “De Haas & Van Brero” oprichtte. Deze firma was gespecialiseerd in schoonmaakproducten. De beginjaren waren succesvol, waardoor de heren genoodzaakt waren uit te breiden. Zo vertrokken zij op 16 mei 1908 naar Apeldoorn, waar ze een oude steenfabriek aan de Waterloseweg kochten om hun onderneming uit te breiden.
Het bedrijf was succesvol en wist een stevige positie te verwerven in de industriële sector van Apeldoorn, waar het uiteindelijk gevestigd werd. Zijn ondernemerschap bracht hem niet alleen welvaart, zoals bleek uit zijn aanslag voor vermogensbelasting in 1922, maar ook een aanzienlijke maatschappelijke rol. Hij woonde toen aan de Frederiklaan 1 in Apeldoorn en werd in 1938 benoemd tot erevoorzitter van het Apeldoorns Mannenkoor. Tijdens de installatie werd hem een coromandelhouten erevoorzitterskamer aangeboden, wat zijn aanzien binnen de gemeenschap onderstreepte.

Naast zijn zakelijke successen was Van Brero zeer betrokken bij liefdadigheid en religieuze activiteiten. Hij schonk witte lelies aan Opoe Schut, de oudste deelnemer van een door hem georganiseerde autotocht voor ouderen. Zijn religieuze overtuigingen kwamen tot uiting in zijn actieve rol bij het Leger des Heils, waar hij ook oud-officier was, en zijn toespraken tijdens religieuze bijeenkomsten.


De jaren veertig waren een periode waarin Van Brero’s maatschappelijke betrokkenheid verder groeide. Hij werd voorzitter van de vereniging “Kinderkleding en -voeding” en bleef president-commissaris van de Zeepfabrieken v/h De Haas & Van Brero. In 1943 vierde hij zijn 25-jarig jubileum als voorzitter van Woningbouwvereniging “De Goede Woning,” waarbij een gedenkplaat ter ere van zijn werk werd onthuld. Zijn inzet werd verder erkend toen in 1947 een nieuw woningcomplex in Apeldoorn naar hem werd vernoemd: “Van Brero-dorp,” als erkenning voor zijn bijdrage aan de volkshuisvesting.
In juli 1948 werd Alexander van Brero onderscheiden met de Ridderorde in de Orde van Oranje-Nassau, een erkenning voor zijn verdiensten aan de samenleving. Op 17 juli 1950 overleed zijn vrouw, waarna Alexander het rustiger aan ging doen. Zo nam hij kort hierna onslag als voorzitter van “De Goede Woning.” Zijn afscheidsfeest was een groots eerbetoon aan zijn levenswerk.

Twee jaar later nam Alexander in 1952 afscheid van zijn bedrijf om definitief met pensioen te gaan. Een jaar later werd hij 80 jaar, wat met ruim 500 mensen gevierd werd. In zijn laatste jaren woonde Alexander aan de Bosweg 80, waar hij later op 8 maart 1966 op 92-jarige leeftijd overleed.
Van Brero werd begraven op zaterdag 12 maart 1966 op de begraafplaats Den en Rust in Bilthoven, waar hij zijn laatste rustplaats vond. Zijn werk, gekenmerkt door een unieke combinatie van zakelijk inzicht en oprechte zorg voor de gemeenschap, blijft een inspiratiebron voor velen.
