
Willem van Tongeren
Het was een ijzige ochtend in februari 1940. De nacht ervoor had het streng gevroren, en de sneeuw die eerder die week was gevallen, lag nog onaangeroerd over de landerijen. Onder het bleke maanlicht glinsterde het landschap als een witte deken. De thermometer wees -8 aan, en de vroege stilte werd slechts verbroken door het ritmisch kraken van de sneeuw onder de veel te grote schoenen van Willem van Tongeren.
Willem was een vertrouwd gezicht in Apeldoorn en omstreken. Een man met een broos lichaam, een verweerd gezicht en ogen die veel hadden gezien. In zijn lange leven had hij talloze bijnamen verzameld: “Kleine Willem”, “de Fluirenfluiter Gods” en “de Kissieskeerl”, maar in de dorpen waar hij zijn koopwaar aanbood, werd hij de laatste jaren vooral simpelweg “Olde Willem” genoemd. Ondanks zijn 76 jaar bleef hij vasthouden aan zijn vaste rondes. Winter, zomer, regen of vorst – Willem trok er steevast op uit, vaak te voet, met slechts zijn stok, een bakje met zijn naam erop en de kracht van God.
Zoals zo vaak verliet hij die ochtend voor dag en dauw het logement aan de 2e Wormenseweg. De route die hij volgde was hem dierbaar en vertrouwd. Via de Zwolseweg trok hij noordwaarts, passeerde Wenum-Wiesel, liep langs Vaassen en vervolgde zijn weg richting Heerde. Elke boom, elk bruggetje, elke bocht droeg de herinnering aan een eerder bezoek, aan verkochte waren, aan gesprekken, aan stiltes.
Maar deze ochtend liep het anders. Terwijl hij zich moeizaam langs de rand van de Arnhemseweg begaf, gleed hij plotseling uit op een verraderlijke ijslaag onder de verse sneeuw. Zijn stok schoot weg, hij verloor zijn evenwicht en viel hard. Een scherpe, felle pijn schoot door zijn been – Willem wist meteen dat het mis was.
Hij probeerde zich op te richten, maar de pijn was ondraaglijk. De kou kroop langzaam zijn botten in, zijn handen trilden. Daar lag hij dan, alleen in de vrieskou, met slechts de maan boven hem als getuige. Het duurde lang voordat een boer hem vond en hem met paard en wagen naar het Juliana Ziekenhuis in Apeldoorn bracht.
Willem werd opgenomen, zijn been was gebroken en zijn toestand was zorgelijk. Niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk kreeg hij het zwaar. De muren van het ziekenhuis drukten op hem – hij was gewend aan vrijheid, aan buitenlucht, aan beweging. Ondanks de bezoekjes van zijn neefje Dirk en diens vrouw Mina bleef Willem stil en verdrietig. De eenzaamheid in het ziekenhuis vrat aan hem, en hij leek met de dag ouder te worden.
Toen duidelijk werd dat Willem niet meer zelfstandig kon wonen, werd besloten dat hij opgenomen zou worden in Het Hoogeland – een christelijke verzorgingsinrichting aan de Hietveldweg 13 in Beekbergen. Pas op 28 augustus 1942 werd hij daarheen gebracht. Hij kwam terecht op een herenzaal, tussen andere oude mannen, ieder wachtend op het einde.
Willem aanvaardde zijn lot met gelatenheid. Hij deed alsof het hem niet deerde, alsof hij tevreden was met het bed tussen anderen. Maar diep vanbinnen moet het hem pijn hebben gedaan. Hij, die altijd zijn eigen pad ging, lag nu tussen onbekenden, in een zaal waar het stonk naar ouderdom en verdriet, waar de stilte zwaarder woog dan de gesprekken. De nachten waren koud en de dagen traag.
Wat het zwaarst op hem drukte, waren de lichamelijke klachten: aanhoudende pijn op de borst, benauwdheid, vermoeidheid. Maar Willem klaagde nooit. Hij had al veel moeten verduren in zijn leven, en ook nu droeg hij zijn lot met zwijgende waardigheid.
Na veertig dagen in Het Hoogeland overleed Willem op 7 november 1942 in zijn slaap. De klok wees 3.00 uur toen hij zijn laatste adem uitblies. Zijn gezicht lag vredig, alsof hij eindelijk rust had gevonden.
Diezelfde dag stond er een uitgebreid artikel in de Apeldoornsche Courant. De mensen herinnerden zich Willem – zijn praatjes, zijn wandelingen, zijn markante aanwezigheid. Op 8 november werd zijn lichaam onderzocht. De officiële doodsoorzaak: een ontsteking aan de hartspier – de verklaring voor zijn klachten van de afgelopen tijd.
Op 10 november vond in Het Hoogeland een sobere, maar eerbiedige rouwdienst plaats. Hulpredikant, Dhr. Prinsen sprak woorden van troost. De bewoners van Het Hoogeland, enkele familieleden en het echtpaar Veenstra – de directie van de instelling – waren aanwezig. Daarna werd Willem naar zijn laatste rustplaats gebracht: de begraafplaats van Beekbergen.