
Op een frisse lentedag, 6 maart 1971, werd Karst Roeland Tates geboren. Zijn vader werkte als gemeenteambtenaar, zijn moeder was huisvrouw en werd later vrijwilliger in de hulpverlening. Samen met zijn twee zussen en broer vormde Karst een warm en betrokken gezin. Het leven in Duiven was overzichtelijk en rustig. Ze woonden aan de Eltingerhof, waar Karst opgroeide in een wijk vol spelende kinderen en gewone gezinnen. Op de Thuvineschool viel hij niet direct op, maar hij deed overal aan mee. Klein van stuk, sportief en geliefd bij de meisjes. Zijn moeder was altijd betrokken bij school, hielp bij sportdagen, las voor en deed mee aan volksdansen. Het was een hecht, vriendelijk gezin, waar openheid vanzelfsprekend was en Karst zich veilig voelde.
Toen het gezin in 1983 verhuisde naar Zevenaar, paste Karst zich moeiteloos aan. Op het Liemers College was hij geen haantje de voorste, maar beslist ook geen buitenbeentje. In de brugklas had hij een frisse uitstraling, sloot hij zich aan bij de groep, blonk hij uit in gym en haalde hij zijn havodiploma zonder problemen, al waren de cijfers niet hoog. Het vwo bleek te moeilijk; met veel onvoldoendes besloot hij in het vijfde jaar te stoppen.
De hotelschool in Apeldoorn leek een nieuwe kans, maar al snel draaide het leven vooral om uitgaan, drinken, blowen en genieten van de vrijheid. Karst bouwde vriendschappen op binnen de groep, maar bleef altijd gesloten; hij liet nooit het achterste van zijn tong zien. Lang leve de lol, feesten, eigenwijs zijn, afspraken missen en regels negeren. Zijn motivatie voor de opleiding verdween en na anderhalf jaar stopte hij ermee.
De militaire dienst in 1991 bracht structuur, maar geen echte voldoening. De jaren negentig werden een lange zoektocht. Hij werkte in korte baantjes, raakte zijn huis kwijt door huurschulden en zwierf maandenlang, soms slapend in een tentje. Zijn leven bestond uit overleven, drinken, blowen en dromen over iets beters, maar richting ontbrak.
Rond het jaar 2000 leek hij het tij te keren. Via een uitzendbureau kreeg hij werk bij het Texaco-tankstation in Apeldoorn en huurde hij een zolderkamer aan de Bosweg. De prestatie om zijn schulden af te lossen vierde hij met zijn vader. Hij kon het pompstation vaak alleen bemannen en nam die verantwoordelijkheid zonder moeite. Maar in het studentenhuis bleef Karst op zichzelf. Hij kookte zijn eigen potje en vertrok naar zijn kamer. Soms vertrok hij in de avond om bij de Naaltje een jointje te roken, maar verder was zijn wereld klein en eenvoudig.
Na een jaar verhuisde Karst naar een eigen woning aan de Chamavenlaan. In 2004 zei hij zijn baan bij het tankstation op, omdat hij het steeds moeilijker vond om sociaal te blijven doen. Hij zocht werk via een uitzendbureau en vond in 2005 een baan bij Interlanden, een distributiebedrijf in Apeldoorn. Collega’s omschreven hem als ijverig, rustig en sympathiek, iemand die altijd als eerste op het werk was en hard werkte voor zijn geld. Bij maandvergaderingen durfde hij op te staan voor zijn collega’s en vroeg hij om een beter loon, iets waar hij bekend om werd. Hij klom snel op, kreeg een vast contract, werd aanvoerder en mocht op de heftruck werken. Zijn collega’s noemden hem lief, betrokken, sociaal geëngageerd en gevat, met gevoel voor humor en zelfspot. Karst stond voor anderen op en was vriendelijk voor kinderen.
Hoewel Karst soms op de voorgrond trad, bleef hij vooral een binnenvetter. Hij kreeg een vriendschap met drie collega’s, met wie hij buiten het werk optrok, maar grote feestjes meed hij. Poprock uit de jaren tachtig was zijn muziek; materiële zaken deden hem weinig. Hij liep graag in bloesjes en spencers. Zijn Suzuki Swift, die hij kocht van een Turkse collega, was zijn trots.
Het gevoel voor rechtvaardigheid zat diep. Vooral als het over het koningshuis ging, kon Karst fel worden in discussies. Hij noemde de Oranjes huichelaars, vond dat ze leefden van het belastinggeld van mensen zoals hijzelf, hekelde hun privileges en het verschil tussen de elite en gewone werkers. Collega’s zeiden: “Hij was fanatiek, maar nooit agressief. Hij moest niets van hen hebben; het was een kwestie van principes.” Toch bleef hij altijd beleefd en correct.
Vanaf september 2008 veranderde er veel. Interlanden moest reorganiseren. Karst voelde zich onrechtvaardig behandeld door de nieuwe roosters, weekenddiensten en dreigende loonsverlaging. Toen hij hoorde dat hij bij een andere groep moest gaan werken en minder betaald zou krijgen, raakte hij boos en besloot hij niet meer op te dagen. Dat paste niet bij hem, zeiden vrienden en collega’s later. Eind 2008 volgde ontslag. Hij raakte steeds meer in zichzelf gekeerd, raakte geïnteresseerd in oude Noordse volkeren, runenschrift en filosofen als Nietzsche en Céline. Wiet werd zijn manier om angst en somberheid te onderdrukken. Medebewoners merkten dat hij zich afsloot, soms zelfs mensen wegstuurde die hun nieuwe appartement wilden komen bekijken. Ook zijn uiterlijk veranderde. Karst schoor de zijkanten van zijn hoofd kaal en liet een hanekam staan. In maart 2009 zei hij in een café in Velp dat het leven “op deze manier geen zin meer had” en dat hij zich niet in de moderne wereld thuisvoelde.
Tegelijkertijd bleef Karst attent en zorgzaam. Hij belde zijn moeder, feliciteerde haar vrolijk met haar verjaardag en beloofde op 3 mei langs te komen, terwijl hij niet vertelde dat hij op 1 mei zijn huis moest verlaten. Vrienden in Apeldoorn zag hij niet meer, maar hij bleef kaarten sturen en zelfs zijn laatste geld uitlenen als dat nodig was. Hij zei tegen hen dat hij een nieuwe baan had, maar de waarheid was anders. Hij was doodsbang weer op straat te moeten leven, zoals vroeger. De angst knaagde aan hem en hij probeerde die te verbergen achter grapjes.
En toen werd het 30 april 2009. Apeldoorn was uitgelaten, de stad vierde feest, de straten waren oranje. Karst stapte in zijn Suzuki Swift en keerde die ochtend terug naar de Bosweg en reed vandaaruit richting De Naald. Wanneer de open bus met de koninklijke familie langs het publiek reed, reed Karst plotseling door de afzetting, de mensenmenigte in, recht op de bus af. Paniek, geschreeuw, chaos. Het zwaar beschadigde voertuig kwam tot stilstand tegen het monument De Naald. De koninklijke familie bleef ongedeerd, maar in het publiek vielen zeven doden en elf gewonden. Heel Nederland zag het live op televisie.
Toen de politie en hulpdiensten hem zwaargewond uit zijn auto haalden, kon hij nog fluisteren dat het hem om het koningshuis ging. Hij overleed in de nacht van 30 april op 1 mei om 02.58 uur in een ziekenhuis in Deventer als gevolg van hersenletsel dat hij had opgelopen bij zijn actie. Zijn ouders zaten tijdens zijn overlijden aan zijn bed.
Na zijn overlijden werd Karst naar het Nederlands Forensisch Instituut overgebracht voor sectie. Daar werd vastgesteld dat hij was overleden aan hersenletsel, ontstaan door de zware klap bij het ongeluk. In zijn bloed werd geen alcohol gevonden. Wel trof men sporen van cannabis aan.
De dood van Karst had niet alleen diepe indruk gemaakt op familie, vrienden en de samenleving, maar had ook gevolgen voor het strafrechtelijk onderzoek. Volgens het Nederlandse recht mag een strafzaak alleen worden gevoerd tegen iemand die leeft; zodra de verdachte overlijdt, wordt het onderzoek direct stopgezet.
Karst Tates werd uiteindelijk in besloten kring begraven. Zijn laatste rustplaats werd het graf van zijn oma, Hedwig Tates-Staats, op begraafplaats Rosorum in Zevenaar. In alle stilte werd hij te ruste gelegd in een rieten kist, omringd door slechts enkele nabestaanden.