
In het voorjaar van 1939 ondernam Arnold Metz, eigenaar van forellenkwekerij De Zwaanspreng in Apeldoorn, een bijzondere reis te paard door het noordoosten van Hongarije. Vanuit zijn woonhuis op het terrein van de kwekerij vertrok hij naar een land dat in armoede leefde, maar een diep gevoel van dankbaarheid koesterde richting Nederland. Wat volgde was een tocht vol ontmoetingen, emoties en historische lading. Zijn reisverslag, gepubliceerd kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, is een waardevol tijdsdocument geworden.
De Zwaanspreng als thuisbasis
Arnold Metz woonde op het terrein van De Zwaanspreng, een forellenkwekerij die uitgroeide tot een begrip in Apeldoorn en daarbuiten. Het landgoed vormde niet alleen het decor voor zijn werk, maar ook de plek waar hij schreef, observeerde en zijn blik op de wereld ontwikkelde. Van daaruit begon zijn reis naar Hongarije, niet als toerist, maar als vertegenwoordiger van een land dat ooit duizenden Hongaarse kinderen opving na de Eerste Wereldoorlog.
Een land vol herinnering
In zijn reisverslag beschrijft Metz hoe hij samen met andere Nederlanders te paard door het Hongaarse landschap trok. Over modderige wegen, langs beekjes en door bossen bereikten ze afgelegen dorpen waar de bevolking hen als helden ontving. Niet vanwege wie ze waren, maar vanwege wat hun land had gedaan: opvang, warmte en zorg bieden aan Hongaarse kinderen in een tijd van diepe ellende.
In het dorp Harsány sprak een dominee hen toe in vlekkeloos Nederlands. Hij had in Utrecht gestudeerd en vertelde hoezeer de hulp uit Nederland nog altijd werd gekoesterd. “We beseffen opnieuw hoe de naam Holland een ereplaats in de harten dezer eenvoudige mensen verworven heeft,” schreef Metz. De ontvangst was emotioneel, oprecht en overweldigend.
Ontvangst op het landgoed
Een centrale figuur in het verhaal is Iwan Newesspanny, een Hongaarse landeigenaar die de Nederlanders op zijn landgoed ontving. Zijn huis lag aan een tuin vol bloeiende seringen en was rijk aan antieke meubels, schilderijen en wapens. Metz en zijn metgezellen kregen hun eigen kamers, hun paarden werden ondergebracht in keurige stallen, en de lunch werd opgediend met zorg en stijl. Het contrast met de armoede in de dorpen was groot, maar overal klonk dezelfde toon: welkom.
Een persoonlijke missie
Wat Metz met zijn verslag liet zien, is dat vriendschap tussen landen niet alleen in diplomatieke zalen wordt gesloten, maar vooral tussen mensen. Zijn tocht, georganiseerd uit waardering voor de Nederlandse hulp, werd een vorm van wederzijdse erkenning. De eenvoud van het contact, een lied, een handdruk, een ontmoeting op een dorpsplein – vormde de kern van iets groters.