
Johannes Henderikus Koens
Het was een koude, donkere avond in februari 1941. De lucht hing zwaar en stil, en de duisternis leek alles op te slokken. A. D., een landbouwer uit Apeldoorn, fietste voorzichtig langs het Apeldoornse Kanaal. Maar in de zwarte nacht, zonder enig licht in zicht, raakte hij de weg kwijt. Voor hij het besefte, gleed hij van de weg en belandde met fiets en al in het ijskoude water van het kanaal.
Paniek greep hem vast toen het koude water hem naar beneden trok. Hij probeerde zich aan iets vast te klampen, maar het water was diep, en de oever leek onbereikbaar.
Niet ver daarvandaan lag een turfschip stil in het water. Aan boord was de achttienjarige schippersjongen J. H. Koens. Hij hoorde het plotselinge geplons en de verstikte kreten om hulp. Zonder te aarzelen snelde hij naar de rand van het schip en zag in het zwakke maanlicht de worstelende landbouwer.
Koens twijfelde geen moment. Hoewel hij wist dat het water ijskoud en gevaarlijk was, sprong hij meteen in het donkere kanaal. Zijn kleren werden zwaar en de kou sneed in zijn lichaam, maar hij bleef doorzetten, vastbesloten om de landbouwer te redden.
Met krachtige slagen zwom Koens naar A. D. toe en greep hem stevig vast. Het kostte hem veel moeite om de man boven water te houden, maar hij gaf niet op. Stap voor stap, met al zijn kracht, zwom hij naar de kant.
Na wat een eeuwigheid leek, bereikte hij eindelijk de oever. Uitgeput maar opgelucht hielp hij de landbouwer aan wal. A. D. was nat en verkleumd, maar leefde nog. Dankzij de moedige redding van Koens ontsnapte hij aan de dood.
De jonge schippersjongen klom terug aan boord van het turfschip, koud maar voldaan. Hij had iemands leven gered, en hoewel hij doorweekt en verkleumd was, voelde hij een diepe warmte in zijn hart. Zijn moedige daad zou niet vergeten worden. In de dagen die volgden, werd zijn heldendaad in verschillende kranten besproken.
