
Voor het pand aan de Hoofdstraat 178 werd een herdenkingssteen gelegd
Jacob van Aals werd geboren en groeide op in Utrecht als een van de acht kinderen in een gezin waar zijn vader, Salomon van Aals, een sigarenfabriek runde. Zijn moeder, Marianna Franken, zorgde voor het gezin. Toen Jacob vijftien was, overleed zijn vader, en jaren later, in 1909, verloor hij ook zijn moeder.
Als jonge man, rond zijn twintigste, werd Jacob opgeroepen voor de dienstplicht. Hij werd beschreven als een man van 1 meter 68, met bruin haar en bruine ogen, een ovaal gezicht en een ronde kin. Jacob was diamantklover van beroep en werd ingedeeld bij het 1e Regiment Vesting Artillerie.
In november 1895, toen hij midden twintig was, verliet Jacob het huis van zijn moeder aan de Oudegracht in Utrecht en verhuisde naar Alkmaar. Hij keerde twee jaar later terug naar Utrecht en woonde daar een paar maanden bij zijn moeder, voordat hij naar Arnhem verhuisde. In de jaren daarna werd hij handelsreiziger, waardoor hij op verschillende plekken kwam te wonen, waaronder Leiden, Alkmaar en Hoorn.
Op 6 september 1917, op 44-jarige leeftijd, trouwde Jacob met Lea Blok, een vrouw uit Harlingen die vijf jaar ouder was dan hij. Jacob was toen chef in een manufacturenzaak, terwijl Lea eerder als gezelschapsdame had gewerkt. Het echtpaar vestigde zich in Hoorn en verhuisde later naar Deventer en uiteindelijk in 1928 naar Apeldoorn.
In Apeldoorn werd Jacob hoofdvertegenwoordiger voor Unie Kantoren Amsterdam, een bedrijf dat obligaties en loten van de Nederlandsche Staatsloterij verkocht. Zijn kantoor werd al snel bekend als “Apeldoorns Gelukskantoor” omdat meerdere van zijn klanten grote geldprijzen wonnen, waaronder enkele enorme bedragen. Terwijl Jacob vele mensen blij maakte, had hij zelf minder geluk.

Eind november 1936 verloor Lea, terwijl ze op het balkon van het huis in de Kanaalstraat stond, haar evenwicht. Er was snel een arts aanwezig, maar het duurde twintig minuten voordat de ‘ziekenauto’ ter plaatse was. ‘Op medisch advies is zij per ziekenauto naar het Julianaziekenhuis gebracht, waar bleek dat zij ernstige inwendige kneuzingen en fracturen had opgelopen’.

Vier maanden na dit ongeluk bezweek Lea aan haar verwondingen; ze overleed op 30 maart 1937. Na haar dood vertrok Jacob tijdelijk naar de Badhuisweg 93 om twee maanden later naar de Hoofdstraat 178 te verhuizen. Dit was ook zijn adres op het moment dat de oorlog uitbrak, maar in september 1941 vertrok hij naar de Hoogakkerlaan 20. Een jaar later vertrok hij in juli 1942 naar de Mariastraat 12.
In de nacht van 17 op 18 november 1942 vonden er in Gelderland in verschillende plaatsen grote razzia’s plaats. In Apeldoorn werden zevenenzestig Joden uit hun huizen gehaald en lopend naar het plaatselijke treinstation geleid. Van daaruit werden ze per trein naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Onder hen was Jacob.
Jacob werd op 18 november 1942 in Kamp Westerbork geregistreerd. Op dinsdag 24 november 1942 werd hij, samen met 708 anderen, met transport 38 naar Auschwitz gedeporteerd. De trein kwam op vrijdag 27 november 1942 aan op het treinstation van Auschwitz. Jacob werd meteen bij aankomst in het vernietigingskamp vergast. Jacob werd net geen 70 jaar.

In 2018 werd op de plek waar ooit het huis van Jacob stond, en waar nu eetcafé Pardoes is gevestigd, een herdenkingssteen geplaatst voor de man die velen gelukkig maakte, maar zelf het geluk niet kon vinden.