
Monument bij de Woeste Hoeve ter nagedachtenis van de moord op 117 Nederlanders
In de nacht van 6 op 7 maart 1945 vond er onbedoeld een aanslag plaats bij de Woeste Hoeve. De hoogste SS-officier in Nederland, Hanns Albin Rauter, werd per ongeluk het doelwit van een aanslag door het Nederlandse verzet. Wat volgde waren bloedige represailles door de Duitse bezetters.
Hanns Albin Rauter
Hanns Albin Rauter (1892-1949) was in de Eerste Wereldoorlog officier in het Oostenrijkse leger. Vanaf 1933 was hij nauw betrokken bij de ontwikkeling van de plannen van Hitler. Spoedig nadat Nederland was bezet, benoemde Hitler hem tot ‘Höhere SS- und Polizeiführer’. In die functie was Rauter de commandant van de gewone Duitse politie (Ordnungspolizei), de Sicherheitspolizei en Sicherheitsdienst (geheime politie en veiligheidsdienst) en van alle Nederlandse SS-afdelingen. Ook de Nederlandse politie stond onder zijn gezag. Rauter was dus één van Hitlers topmensen in Nederland. In de jaren 1940-1945 werd hij voor het Nederlandse volk de verpersoonlijking van de terreur van Hitler en de zijnen. Onder veel aankondigingen van het doodschieten van verzetsmensen stond zijn naam, en met zijn lange lichaam en bars uiterlijk boezemde hij velen angst in.

Voorafgaand aan de Aanslag
De aanslag op Rauter kwam voort uit een plan van het Nederlandse verzet om een vrachtwagen te bemachtigen. Deze vrachtwagen was nodig voor het vervoeren van wapens en voor het stelen van een grote partij varkensvlees, bestemd voor de Wehrmacht. De verzetsgroep uit Apeldoorn, bestaande uit zes mannen onder leiding van Geert Gosens, hoorde dat er een vrachtwagen vol varkensvlees opgehaald zou worden bij slachterij Gosschalk in Epe. Ze besloten de vrachtwagen te kapen om zowel de wapens als het vlees te bemachtigen. De groep, bestaande uit Geert Gosens, Henk de Weerd, Karel Pruis, Wim Kok, en twee Oostenrijkse deserteurs, Sepp Köttinger en Herman Kempfner, vertrok op de avond van 6 maart. Ze hadden Duitse uniformen aangetrokken om geloofwaardig over te komen. Het doel was om de vrachtwagen tegen te houden en deze te stelen.
De Nacht van de Aanslag
Op dezelfde nacht reed Rauter, samen met zijn chauffeur Wilhelm Klotz en zijn adjudant Erwin Exner, vanuit Didam naar Apeldoorn. Ze bevonden zich in een grijsgroene BMW-cabriolet. Rond half één ’s nachts naderden ze de Woeste Hoeve, waar de verzetsgroep bewapend in het donker wachtte op de vrachtwagen die het varkensvlees zou vervoeren. De verzetsstrijders zagen echter de BMW aan voor de verwachte vrachtwagen.
Toen de verzetsstrijders de auto tegenhielden, was Rauter onmiddellijk op zijn hoede. Hij had kort daarvoor een nieuwe maatregelen afgekondigd dat voertuigcontroles ’s nachts alleen nog binnen de bebouwde kom mochten plaatsvinden. Het feit dat hij nu buiten de bebouwde kom werd tegengehouden, alarmeerde hem. Hij trok zijn wapen en stapte uit, waarna de verzets mensen gelijk op hem begonnen te schieten. Rauter werd door zijn kaak geschoten en in zijn linkerlongtop getroffen. Het vuurgevecht dat volgde, leidde tot de onmiddellijke dood van zowel Wilhelm Klotz als Erwin Exner. Rauter raakte zwaargewond, maar wist zich dood te houden. De verzetsstrijders, die niet wisten wie ze precies hadden aangevallen, vluchtten na de schietpartij.


Acht uur later werd Rauter door Duitse militairen op straat aangetroffen. Ze brachten hem naar het ziekenhuis in Apeldoorn. De media berichtten enkele dagen later dat Rauter in het ziekenhuis aan zijn verwondingen was overleden, maar later bleek dat niet het geval te zijn. Rauter overleefde de aanval, maar bleef de rest van de oorlog in het ziekenhuis.

De Represailles
Op 9 maart werden in alle gemeenten van het nog bezette Nederland biljetten opgeplakt, die in het Duits en Nederlands namens Rauter het volgende bekendmaakten: De Duitsers waren woedend. Ze namen zeer snel en verschrikkelijk wraak. Uiteindelijk werden er 263 personen geëxecuteerd; meer konden de directeuren van de diverse gevangenissen niet leveren. De Duitsers hadden aanvankelijk een groter aantal in gedachten (er is zelfs gesproken over 500). De executies werden op verschillende plaatsen voltrokken, waarvan 117 op de Woeste Hoeve. De gevangenen werden in twintigtallen vanuit Apeldoorn op een aanhanger gezet en naar de Woeste Hoeve gereden, waar een vijftig man tellend vuurpeloton klaarstond. Elke vijf minuten kwam de volgende lichting. In Amsterdam werden nog eens 53 gefusilleerd, bij Utrecht 6, bij Den Haag 38 en in Amersfoort 49. Het is dan ook begrijpelijk dat direct na het gebeuren werd gesproken van de ‘Rauter-ramp’.
De slachtoffers hadden één ding gemeen, namelijk dat ze op de dag van de aanslag gevangen zaten. Er waren onder hen mensen die wegens openlijk verzet tegen de Duitse overheersers waren opgepakt en eigenlijk al ter dood waren veroordeeld (Todeskandidaten); ook mensen van wie de verhoren nog niet waren afgerond, maar voor wie de doodstraf onvermijdelijk leek. Er waren echter ook personen bij die gearresteerd waren (soms door Nederlandse politie), omdat ze na een bombardement op Den Haag hadden geplunderd of daarvan werden verdacht, en ook mensen die na acht uur ’s avonds nog op straat waren, terwijl je voor die tijd binnen moest zijn. De 117 personen die bij Woeste Hoeve stierven, waren uit gevangenissen in Apeldoorn, Deventer, Zwolle, Assen, Doetinchem en Groningen gehaald. Omwonenden en voorbijgangers werden gedwongen stil te staan en langs het fietspad te lopen, waar de lichamen lagen, als afschrikwekkend voorbeeld. Er stond een bordje bij: ‘Zoo doen wij met terroristen en saboteurs’. De represailles voor de aanslag op Rauter zijn, op de gebeurtenissen in Putten na, de grootste in Nederland geweest. Wie het bevel heeft gegeven tot de verschrikkelijke wraakneming is niet precies bekend. Het vermoeden bestaat dat Rauters plaatsvervanger, Schöngarth, dit op zijn geweten heeft. Hij is, evenals Rauter, na de oorlog vanwege zijn misdaden ter dood veroordeeld en terechtgesteld.


Het Monument
Al snel na de bevrijding werd precies op de plek waar de executies hadden plaatsgevonden een eenvoudig gedenkteken opgericht ter herinnering aan de Duitse wraakneming op 8 maart. Het monument bestond uit een houten kruis, met een paar grote keien aan de voet. Op enige afstand ervoor stond een houten bordje met daarop de tekst: ‘Op 8-3-45 werden hier 117 Vaderlanders door de Duitsche overweldigers, op gruwzame wijze vermoord’. Deze plaatsing was een initiatief van een aantal personen die hiermee een eerste eerbetoon brachten aan de vele onschuldige slachtoffers. De eerste jaren na de oorlog werden bij de Woeste Hoeve op 8 maart of op 4 mei herdenkingen gehouden, georganiseerd door de Reünistenvereniging van Oud-Illegale Werkers.
Op 4 mei 1947 was koningin Wilhelmina bij de herdenking aanwezig. In 1948 lieten nabestaanden weten dat zij graag een plaquette met de namen van de gefusilleerden bij het monument geplaatst wilden hebben. De gemeenteraad gaf hiervoor echter geen toestemming; wel werd enige tijd later het houten bordje met opschrift vervangen door een bronzen plaquette met een gewijzigde tekst: ‘117 vaderlanders werden hier op 8 maart 1945 door de Duitse overweldigers op gruwzame wijze vermoord.’
Tevens werden er bomen en struiken geplant om het geheel een meer duurzaam karakter te geven. In 1979 werd een nieuw houten kruis geplaatst. Er kwam een zitbank en een parkeerplaatsje voor auto’s. In 1991 vond in Arnhem een bijeenkomst plaats van een aantal nabestaanden van de slachtoffers. Er werd besloten tot oprichting van Stichting Monument Woeste Hoeve. Doelstelling van de stichting was verbetering van het monument en vooral het aanbrengen van plaquettes met namen.

Op 4 mei 1992 werd het nieuwe monument onthuld, met de namen van de slachtoffers. Het centrale element is nog steeds een groot houten kruis, geplaatst op een voetstuk. Achter het kruis staat een ingelijste glazen gedenkplaat, bevestigd op een gedenksteen. Op de rand van de gedenksteen staat: in de ochtend van 8 maart 1945 werden zij op deze plaats door de Duitse bezetter uit wraak vermoord. In de glazen gedenkplaat staan in alfabetische volgorde de namen van de 117 gefusilleerden gegraveerd. Eén van de slachtoffers is de Poolse luitenant-vlieger Czeslaw Oberdak. De plaat wordt omgeven door een metalen constructie. Voor het kruis is een pleintje van rode bakstenen aangelegd.
