
Regentesse Koningin Emma. Schilderij Gradus ten Pas
Gradus ten Pas werd geboren op 7 april 1833 in het kleine buurtschap Klein Dochteren, vlakbij Lochem. Hij was de zoon van Evert ten Pas en Jannetje Lint. Zijn vader Evert was de schoolmeester van de plaatselijke school, maar hij stierf toen Gradus nog maar twee jaar oud was, in 1835. Dit verlies had een grote impact op het gezin. Hoe zijn moeder Jannetje erin slaagde om de eindjes aan elkaar te knopen na de dood van haar man, blijft onduidelijk. Ze leefden in armoede, en Gradus groeide op in eenvoudige omstandigheden.
Gradus ging naar de school waar zijn vader ooit lesgaf, die nu werd geleid door zijn opvolger, Gerrit Louis Reerink. De school was klein en eenvoudig, met een houten constructie en een dak van riet. Het onderwijs was ook eenvoudig, wat typisch was voor die tijd, vooral op het platteland. Omdat er geen leerplicht was, is het niet zeker hoe vaak Gradus naar school ging; kinderen werden vaak thuisgehouden om te helpen op het land.
Toen Gradus 17 jaar oud was, werd hij ingeschreven als ‘verver’ in het bevolkingsregister. Dit geeft aan dat hij op jonge leeftijd begon met een leertraject als huisschilder. Hoewel hij in loondienst werkte, ontwikkelde hij een liefde voor schilderen, vooral van landschappen en stadsgezichten. Hij was echter een amateur, en zijn schilderijen vertoonden vaak fouten in perspectief en verhoudingen, wat kenmerkend was voor zijn naïeve schilderstijl.

Gradus begon al op jonge leeftijd met schilderen. Het oudste bekende werk van hem dateert uit 1850. Zijn schilderijen werden vaak in opdracht van lokale bewoners en bedrijven gemaakt, en hij werd uiteindelijk bekend om zijn schilderijen van Lochem en de omgeving. Ondanks zijn passie voor schilderen, bleef zijn financiële situatie moeizaam. Zijn grote liefde voor alcohol verergerde zijn problemen; vaak moest hij zijn schilderijen verkopen om openstaande rekeningen in cafés te betalen.
Op 10 juli 1857, toen hij 24 jaar oud was, trouwde Gradus met Anna Elisabeth Willemsen, die 27 jaar oud was. In het begin woonden ze bij Anna’s moeder in de Bagijnenstraat in Lochem. Hun eerste jaren als getrouwd stel waren zwaar, want hun eerste vier kinderen stierven kort na de geboorte. Dit verlies moet zwaar op hen hebben gedrukt. In 1864 kocht Gradus een huis naast dat van zijn schoonmoeder.
Uiteindelijk kregen Gradus en Anna drie kinderen die de volwassen leeftijd bereikten: Gerrit Everhard, Johannes Albartus, en Everhard. Helaas overleed Anna Elisabeth in 1875, toen ze pas 45 jaar oud was. Gradus bleef achter als weduwnaar met drie jonge kinderen.

Slechts twee maanden na de dood van zijn eerste vrouw hertrouwde Gradus met Grada Zwolman, een boerenwerkster. Maar ook dit huwelijk was van korte duur, want Grada stierf enkele jaren later, waardoor Gradus opnieuw weduwnaar werd.
In 1896, toen Gradus 63 jaar oud was, verhuisde hij naar Apeldoorn na een lange en moeilijke periode in Lochem. Zijn zonen Johannes en Evert waren hem al voorgegaan naar het dorp, maar het contact met hen was niet hecht. In Apeldoorn leek het erop dat hij geen betaald werk meer had, maar hij bleef schilderen. Hij legde met trots de winkels, wasserijen en fabrieken vast van Apeldoornse middenstanders en industriëlen. Zijn werken varieerden van idyllische landschappen tot afbeeldingen van de vroege industrialisatie, waarbij hij een zekere nieuwsgierigheid naar de opkomende moderniteit toonde.





Ondanks zijn productiviteit en de werken die hij maakte, kon Gradus zijn financiële problemen en drankprobleem niet ontvluchten. Hij raakte verder in verval en belandde uiteindelijk in de arbeiderskolonie Het Hoogeland in Beekbergen. Het was een droevig einde voor iemand die zoveel van zijn leven had besteed aan het schilderen van zijn omgeving.
Gradus ten Pas overleed in 1899 in armoede en eenzaamheid. Hij stierf zonder de erkenning die hij misschien wel verdiende. Zijn laatste jaren waren gevuld met strijd, maar zijn schilderijen bleven achter als een getuigenis van zijn leven en de tijden waarin hij leefde. Hoewel hij in zijn tijd misschien geen grootse naam had, kregen zijn schilderijen, vooral in Lochem en Apeldoorn, later historische waarde. Ze bieden een blik op een wereld die op het punt stond te veranderen, van een agrarische naar een industriële samenleving.
